Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
politiemensen van de eenheid Amsterdam(hierna: beklaagden) ter zake van mishandeling en vernieling.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2020 uitspraak gedaan op het beklag van een klager tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen twee politieambtenaren. Klager had aangifte gedaan van mishandeling door deze ambtenaren, die op 20 januari 2019 in Amsterdam plaatsvond. Het hof ontving het klaagschrift op 11 september 2019 en heeft de advocaat-generaal in de gelegenheid gesteld om het beklag te beoordelen. De advocaat-generaal adviseerde om het beklag af te wijzen.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 3 juni 2020 heeft klager zijn beklag toegelicht via een beeld-belverbinding. Het hof heeft de stukken, waaronder het klaagschrift, het verslag van de advocaat-generaal en het dossier van de politie, bestudeerd. Klager had zich verzet tegen zijn aanhouding, die plaatsvond omdat hij overlast veroorzaakte bij een winkel. Het hof concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de aanhouding onrechtmatig was en dat het gebruik van transportboeien door de politieambtenaren niet onbegrijpelijk was gezien het ordeverstorende gedrag van klager.
Het hof oordeelt dat het geweld dat door de politieambtenaren werd toegepast passend en geboden was, en dat er geen bewijs is voor de door klager gestelde mishandeling. Gezien deze omstandigheden is het onwaarschijnlijk dat de strafrechter tot een veroordeling zou komen. Daarom heeft het hof het beklag afgewezen, en is de beslissing van de officier van justitie om niet verder te vervolgen als juist beoordeeld.