Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1] ,
[appellant sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
Wijziging van de huur) tussen Altera en [appellante sub 1] (welke bepaling ook is opgenomen in huurovereenkomsten met andere huurders in het Complex) is het volgende bepaald:
Huurverhogingsclausule:
(…) dat de jaarlijkse huurverhoging van [appellante sub 1] voor de door haar van Stadgenoot gehuurde woning berekend wordt volgens de methode van de CPI van CBS, uitgaande van de kalendermaand juli als de maand waarin de huur wordt verhoogd, te berekenen als volgt: de CPI van de 4e maand voor de maand waarin de huur wordt verhoogd gedeeld door de CPI van de 16e maand voor de maand waarin de huur wordt verhoogd.”
3.Beoordeling
b. Altera te veroordelen tot betaling van € 1.147,00 aan kosten voor het opstellen van de concept-allonge.
tevens bewoners van het eerste uur” een huurprijs met een maximum van € 900,- is overeengekomen en dat de huurprijs jaarlijks uitsluitend mag worden verhoogd volgens de 4e/16e maand CPI methode van het CBS;
tevens bewoner van het eerste uur” de hiervoor genoemde huurprijs, huurprijsverhoging en huurprijsverhogingsmethodiek is overeengekomen;
grieven 1 en 2succes.
bewoner van het eerste uur”, op wie het beding in de erfpachtakte rechtstreeks van toepassing is, zoals [appellanten] hebben gesteld. De enkele vermelding in de allonge dat [appellant sub 2] samen met [appellante sub 1] verantwoordelijk is voor de huurwoning “
samen met de daarbij horende huurplichten en rechten”, kan niet tot de conclusie leiden dat partijen bij die allonge hebben beoogd af te wijken van de wettelijke regeling van het medehuurderschap. Dat betekent dat bij gebreke van een grondslag de gevorderde verklaringen voor recht voor zover zij betrekking hebben op de relatie tussen [appellant sub 2] en Altera (hierboven weergegeven onder 3.3. sub 1, 3.3. sub 2 en 3.3. sub 3a en 3b) zullen worden afgewezen.
derde griefdie hierop betrekking heeft, wordt verworpen.