ECLI:NL:GHAMS:2020:2503

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-002769-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake woninginbraken en geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2019. De verdachte, geboren in Roemenië en thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De tenlastelegging omvatte onder andere twee woninginbraken, vernieling en een poging tot diefstal, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers, een bejaard echtpaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van de feiten, waaronder de poging tot diefstal en de diefstal in woningen, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden. De rechtbank had eerder een lagere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een zwaardere straf rechtvaardigen. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de feiten schade heeft geleden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002769-19
datum uitspraak: 7 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-665281-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1978,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, locatie Esserheem.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 3 juni 2018 te Amsterdam omstreeks 04:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat goed onder zijn bereik te brengen door middel van inklimming en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
-op die [slachtoffer 1] is gesprongen en deze bij zijn nek heeft gegrepen en/of
-(daarna) met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld en/of -(vervolgens) met een (klauw)hamer vijfmaal tegen, althans in de richting van, het hoofd, althans het lichaam van, die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 11 april 2018 te Amsterdam omstreeks 03:45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning/woonboot en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
-een gouden horloge van het merk Rosefield Watches en/of
-een gouden ring met zwarte steen van het merk MelanO Twisted en/of
-een harde schijf en/of
-een grijs/witte polaroidcamera van het merk Fujifilm en/of
-300mm lens voor een Nikon D3300-camera en/of
-50 euro los geld en/of
-een sieradendoosje met verschillende sieraden (zilver en goud) en/of
-een flesje parfum (100ml) van het merk Thierry Mugler,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel [slachtoffer 3] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei tot en met 30 mei 2018 te Amstelveen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
-een goudkleurig dameshorloge en/of
-twee zilverkleurige herenhorloges en/of
-een donkergrijs herenhorloge van het merk Tibbe en/of
-twee zilveren tientjes en/of
-1 en 2 eurocentmunten (ter waarde van ongeveer drie euro) en/of
-Diverse gouden en goudkleurige sieraden en/of
-Reservesleutel van auto met kenteken [kenteken 1] en/of
-Contactsleutel motor met kenteken [kenteken 2] en/of
-Sleutel wielslot van (die) motor en/of
-vitrage
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel [slachtoffer 3] ;
5.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei tot en met 30 mei 2018 te Amstelveen opzettelijk en wederrechtelijk
-een keukenraampje en/of
-(de klep van) een bureau en/of
-(de glasplaat van) een bijzettafeltje en/of
-vloerbedekking
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 3 juni 2018 te Amsterdam omstreeks 04:30 uur, in een woning, [adres 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
-op die [slachtoffer 1] is gesprongen en deze bij zijn nek heeft gegrepen en
-met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld en
-met een klauwhamer vijfmaal in de richting van het hoofd van, die [slachtoffer 2] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 11 april 2018 te Amsterdam omstreeks 03:45 uur, in een woonboot, [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond,
-een gouden horloge van het merk Rosefield Watches en
-een gouden ring met zwarte steen van het merk MelanO Twisted en
-een harde schijf en
-een grijs/witte polaroidcamera van het merk Fujifilm en
-300mm lens voor een Nikon D3300-camera en
-50 euro los geld en
-een sieradendoosje met verschillende sieraden (zilver en goud) en
-een flesje parfum (100ml) van het merk Thierry Mugler,
die toebehoorden aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel [slachtoffer 3] ;
4.
hij in de periode van 28 mei tot en met 30 mei 2018 te Amstelveen in een woning, [adres 3] , alwaar verdachte zich buiten weten van de rechthebbende bevond,
-een goudkleurig dameshorloge en
-twee zilverkleurige herenhorloges en
-een donkergrijs herenhorloge van het merk Tibbe en
-twee zilveren tientjes en
-1 en 2 eurocentmunten (ter waarde van ongeveer drie euro) en
-diverse gouden en goudkleurige sieraden en
-reservesleutel van auto met kenteken [kenteken 1] en
-contactsleutel motor met kenteken [kenteken 2] en
-sleutel wielslot van (die) motor en/of
-vitrage
die toebehoorden aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel [slachtoffer 3] ;
5.
hij in de periode van 28 mei tot en met 30 mei 2018 te Amstelveen opzettelijk en wederrechtelijk
-een keukenraampje en
-(de klep van) een bureau en
-(de glasplaat van) een bijzettafeltje en
-vloerbedekking
die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
Hetgeen onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het onder 3 en onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Telkens: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel [slachtoffer 3] .
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk en een proeftijd van tien jaren, met als algemene en bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht, het houden aan aanwijzingen van de reclassering, het meewerken aan onderzoek en diagnosestelling door deskundigen en een behandelverplichting.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft primair verzocht in het geval dat het hof komt tot een bewezenverklaring van de feiten 2, 3, 4 en 5, in ieder geval geen voorwaardelijk strafdeel op te leggen, maar in plaats daarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het door de rechtbank opgelegde voorwaardelijk strafdeel om te zetten in een onvoorwaardelijk strafdeel voor de duur van zes maanden met een maximum van een jaar. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de bijzondere voorwaarden verbonden aan het door de rechtbank opgelegde strafdeel om te zetten in de voorwaarde dat de verdachte Nederland per direct zal verlaten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken, waarbij hij diverse waardevolle goederen en goederen met emotionele waarde, te weten sieraden, heeft weggenomen. Bij één van deze woninginbraken heeft de verdachte bovendien een spoor van vernieling achtergelaten. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten maatschappelijke onrust en brengen zij bij veel mensen een groot gevoel van onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning in de nachtelijke uren. Hij is via een raam de woning ingeklommen, waar de slachtoffers, de 76-jarige [slachtoffer 1] en diens 74-jarige vrouw [slachtoffer 2] , aanwezig waren. Dat de verdachte zich geconfronteerd zag met dit bejaarde echtpaar heeft hem niet weerhouden van het toepassen van geweld. De verdachte is op [slachtoffer 1] gesprongen, waarna hij met die [slachtoffer 1] heeft geworsteld. Vervolgens heeft hij op het bed met een klauwhamer meerdere malen in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] geslagen. Dit geweld heeft tot gevolg gehad dat de slachtoffers letsel hebben bekomen. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft onder andere een wond aan zijn arm en meerdere schaafwonden opgelopen. Het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft verwondingen aan haar pols en scheenbeen en heeft een snijwond naast haar oog opgelopen, die moest worden gehecht.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de levenssfeer van de slachtoffers, temeer omdat een woning juist in de nachtelijke uren bij uitstek de plaats is waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de slachtofferverklaringen die [slachtoffer 1] ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd over de impact die het feit heeft gehad op hem en zijn vrouw. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven in de samenleving onrust en algemene gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft zich aan de gevolgen voor de slachtoffers en de samenleving niets gelegen laten liggen en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2020 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten en vernieling onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 10 januari 2020, opgemaakt door reclasseringswerker [naam] . De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Gelet op de aard en de ernst van het feit acht het hof geen andere straf op zijn plaats dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden passend en geboden. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw ziet het hof geen aanleiding om een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.070,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 55, 57, 63, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.070,00 (duizend zeventig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.070,00 (duizend zeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 20 (twintig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 april 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. J.D.L. Nuis en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2020.
=========================================================================
[…]