In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 april 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van vijf verpakkingen parfum, toebehorende aan een winkelbedrijf, op 22 maart 2019 in Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd op proces-economische gronden en heeft het bewezen verklaarde als diefstal gekwalificeerd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en het feit dat hij geen aantoonbare legale bron van inkomsten had. De uitspraak benadrukt de impact van winkeldiefstal op de gedupeerden en de noodzaak van een passende straf.
De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige strafkamer, waarbij de rechters J.D.L. Nuis, E. van Die en A.R.O. Mooy aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.L.D. Vriend, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting.