ECLI:NL:GHAMS:2020:2499

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
23-000865-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor poging tot diefstal van een personenauto en/of goederen uit die auto, gepleegd op 8 februari 2019 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met een ander de toegang tot de auto verschaffen door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 januari 2020 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachte. De verdachte en de medeverdachte werden op heterdaad betrapt door een verbalisant, die hen zag bukken bij de auto en hen vervolgens aanhield. Het hof concludeerde dat de gedragingen van de verdachte en de medeverdachte wezenlijk bijdroegen aan de poging tot diefstal, en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van één maand op, zonder voorwaardelijk deel, en nam daarbij de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000865-19
datum uitspraak: 7 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-701101-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een (personen)auto (voorzien van kenteken [kenteken]) en/of een of meer goed(eren) afkomstig uit voornoemde (personen)auto geheel of ten dele toebehorend aan [BV] B.V. en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat (personen)auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen (personen)auto onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat (personen)auto is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen de (linker achter)ruit van voornoemde (personen)auto kapot heeft/hebben geslagen/getikt, althans heeft/hebben geforceerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de verbalisant het intikken van de autoruit niet heeft waargenomen, dat enkel de medeverdachte [medeverdachte] gepoogd heeft goederen uit de auto weg te nemen en dat er aldus geen sprake kan zijn van medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer], die namens [BV] B.V. gerechtigd was tot het doen van aangifte, de personenauto van het merk Audi voorzien van kenteken [kenteken] op 7 februari 2019 om 19:15 uur in goede orde en zonder schade parkeerde op de Van Breestraat te Amsterdam. Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], volgt dat de verbalisant op 8 februari 2019 in de nachtelijke uren, omstreeks 3:00 uur, zag dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] in de Van Breestraat op het trottoir achter voornoemde geparkeerde auto stonden. De verbalisant hoorde een autoalarm afgaan, afkomstig van de auto waar zij bij stonden. Vervolgens zag de verbalisant dat de verdachte en de medeverdachte bukten achter de auto, vervolgens de Banstraat in renden en in de Valeriusstraat tussen twee geparkeerde auto’s in gingen staan. De verbalisant hoorde ter hoogte van waar zij op dat moment stonden een metalen voorwerp op de grond vallen en zag na later onderzoek dat er tussen die twee geparkeerde auto’s een metalen ratelsleutel, een metalen haak en twee handschoenen lagen, waarna de verdachte en medeverdachte zijn aangehouden. De verbalisant deed later onderzoek bij de geparkeerde Audi met het kenteken [kenteken] en zag dat de linker achterruit van deze auto was ingeslagen. De verbalisant heeft verklaard dat hij vanaf het moment dat hij de verdachte en medeverdachte voor het eerst zag in de Van Breestraat, tijdens hun vluchtpoging en tot op het moment dat zij werden aangehouden constant zicht had op de verdachte en medeverdachte. Ook heeft de verbalisant verklaard dat hij geen andere personen heeft gezien in de straten waar de verdachte en medeverdachte renden tijdens hun vluchtpoging. Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], volgt dat het aangetroffen gereedschap, te weten een schroevendraaier dopsleutel M12 met stroeve kruiskartelingen en een soort tandartshaakje, geschikt is om het stuurwiel uit een Audi te halen. Het hof gaat uit van de juistheid van deze waarnemingen.
Het hof is in dat licht bezien dan ook van oordeel dat die gedragingen van de verdachte en de medeverdachte, naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden opgevat dan als een nauwe en bewuste samenwerking tussen hen beiden, gericht op de poging tot diefstal van de auto dan wel van één of meer goederen uit die auto. Over en weer hebben zij daartoe aldus een wezenlijke bijdrage geleverd. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het feit dat de verdachte en de medeverdachte samen achter de geparkeerde auto stonden waarvan het autoalarm afging, het gezamenlijk vluchten van de verdachte en medeverdachte en het later aangetroffen gereedschap. Gelet op het voorgaande ook in onderling (tijds)verband en samenhang bezien acht het hof het voor de bewezenverklaring niet relevant dat de verbalisant het intikken van de achterruit zelf niet heeft gezien. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander heeft begaan. Derhalve verwerpt het hof het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 februari 2019 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een personenauto voorzien van kenteken [kenteken] en/of een of meer goed(eren) afkomstig uit voornoemde personenauto toebehorend aan [BV] B.V. en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die personenauto is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader, althans een van hen de linker achterruit van voornoemde personenauto kapot heeft/hebben geslagen/getikt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – verzocht het voorwaardelijk deel van de straf en de proeftijd te laten vervallen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte graag een baan wil, maar dat de proeftijd ervoor zorgt dat de verdachte voor een langere tijd geen Verklaring Omtrent Gedrag krijgt. Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte na het tenlastegelegde feit niet meer in aanraking is geweest met justitie, dat de verdachte een positieve wending heeft gegeven aan zijn leven en dat een proeftijd zijn doel voorbij zou schieten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van een auto dan wel van goederen uit voornoemde auto door de linker achterruit van die auto in te slaan. Dit is een ergerlijk feit, waarmee schade en overlast is veroorzaakt. De verdachte heeft aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom en slechts uit te zijn op eigen financieel gewin. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de gedupeerden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 januari 2020 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten, waaronder auto-inbraken, onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof zal een straf opleggen die in duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om daarnaast een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. E. van Die en mr. A.R.O Mooy, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2020.
=========================================================================
[…]