Uitspraak
STICHTING VOOR PRIMAIR EN SPECIAAL OPENBAAR ONDERWIJS,
mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
mr. H.J. Brouwer, kantoorhoudende te Baarn.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
third opiniondan wel bindend advies van een derde partij in te winnen. Bij brief van 1 februari 2019 liet de GMR weten dat voorstel te verwerpen, met als reden dat de GMR het wettelijk systeem met betrekking tot verschillende inzichten bij medezeggenschap (Geschillencommissie) niet wenste te ondermijnen.
request for informationte doen bij minimaal twee grote marktpartijen; daaruit zou een serieus marktbeeld voortvloeien. Het bevoegd gezag heeft dat voorstel op 9 juli 2019 afgewezen, onder meer stellende dat dat te duur (€ 50.000-€ 80.000) en te tijdrovend (zes maanden) zou zijn. De GMR heeft bij brief van 19 juli 2019 die kosten en duur vervolgens bestreden (het zou voor € 10.000 binnen 4 weken kunnen), op juridische gronden kritiek geleverd op de te sluiten dienstverleningsovereenkomst en te kennen gegeven dat het voorstel ook in gewijzigde vorm nog steeds het aangaan van een samenwerkingsverband betreft, dat instemmingsplichtig is. De instemming heeft de GMR niet verleend.
3.De gronden van de beslissing
het aangaan (…) van een duurzame samenwerking met een andere onderwijsinstelling (…) de instemming van de GMR”. De onderhavige zaak betreft, ook na de wijziging van het voorstel door het bevoegd gezag, een duurzame samenwerking met andere (onderwijs)instellingen, namelijk deelname aan de raad van inbesteders. De GMR heeft zijn instemming onthouden. Het bevoegd gezag heeft de Commissie verzocht op de voet van het bepaalde in artikel 32 lid 1 Wet Medezeggenschap op scholen (Wms) vervangende toestemming te verlenen, nu de GMR volgens het bevoegd gezag niet in redelijkheid tot het onthouden van instemming heeft kunnen komen. De Commissie was van oordeel dat dat het geval was en heeft vervangende toestemming verleend. Daartoe werd als volgt overwogen:
request for informationbij enkele marktpartijen een beter beeld van de markt zou geven (zoals de GMR het bevoegd gezag heeft voorgesteld) is de vraag, al was het maar omdat, zoals de GMR zelf ook erkent, de mogelijke marktprijzen daarmee hooguit grofweg in kaart worden gebracht. De GMR heeft nog aangevoerd en met zijn nadere producties onderbouwd dat de prijzen lager worden indien de specificatie verandert, maar dat gaat eraan voorbij dat het bevoegd gezag nu juist geen verandering van de specificatie voorstaat en, zoals hiervoor overwogen, dat het vaststellen van de specificatie bij uitstek tot het domein van het bevoegd gezag behoort.