Uitspraak
Procesgang
Onderzoek van de zaak
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 17 januari 2017 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk. De Hoge Raad heeft op 4 juni 2019 het arrest van het gerechtshof vernietigd, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling.
Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdachte had zich in een korte periode driemaal schuldig gemaakt aan het besturen van een auto terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van het feit dat hij niet mocht rijden en dat zijn gedrag ernstige gevolgen kan hebben voor de verkeersveiligheid.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en het feit dat een taakstraf niet mogelijk was. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf vastgesteld op drie weken, waarbij het vonnis van de politierechter is vernietigd voor zover dat aan het oordeel van het hof was onderworpen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden.