ECLI:NL:GHAMS:2020:2369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
23-000801-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens andere bewezenverklaring en strafoplegging in drugssmokkelzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Finland in 1946 en thans gedetineerd in de PI Utrecht, was beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 9.905 pillen MDMA op 24 november 2019 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de pillen in de koffer en dat hij was opgelicht door een Nigeriaanse drugsbende. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er drugs in de koffer zaten. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 38 maanden gevangenisstraf, maar het hof legde een lagere straf op van 34 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd en gezondheidsproblemen. Het hof benadrukte de ernst van de drugshandel en de schadelijkheid van de MDMA voor de gezondheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000801-20
datum uitspraak: 25 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 12 maart 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-281156-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Finland) op [geboortedag] 1946,
thans gedetineerd in de PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 augustus 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 november 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) ongeveer 5422,8 gram / ongeveer 9905 pillen/tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Bespreking van een gevoerd verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van haar pleitnotities primair betoogd dat de verdachte niet wist van de pillen in de koffer, dat hij heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht omdat hij de koffer heeft geïnspecteerd en dat hij naar alle waarschijnlijkheid is opgelicht door een Nigeriaanse drugsbende, door wie hij is gebruikt als kwetsbare
drug mule. Nu bij de verdachte het opzet op de drugssmokkel ontbreekt, ook in voorwaardelijke zin, dient de verdachte te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging voor de culpoze variant vanwege afwezigheid van alle schuld.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
In de koffer van de verdachte waarmee hij van Nederland naar Japan wilde gaan reizen zijn 9.905 pillen met MDMA aangetroffen. Het standpunt van de raadsvrouw, dat sprake is van betrokkenheid van een Nigeriaanse drugsbende, vindt weliswaar enige steun in het dossier, maar doet niet af aan het uitgangspunt dat een passagier die per vliegtuig bagage met zich voert, geacht wordt met de inhoud daarvan bekend te zijn. Dit uitgangspunt lijdt slechts uitzondering, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Van deze bijzondere omstandigheden is niet gebleken. De verdachte, die stelt vanuit Finland via Nederland te zijn gereisd omdat hij hier papieren omtrent een vastgoeddeal zou meekrijgen, heeft kort voor vertrek uit Nederland in plaats van die papieren - die opeens al naar Japan zouden zijn gefaxt - een koffer in ontvangst genomen van een zekere [naam 1] die hij nog nooit had ontmoet, deze koffer meegenomen op verzoek van een zekere [naam 2] die hij ook nog nooit in persoon heeft ontmoet maar van het internet kende, om de koffer cadeau te geven aan een hem niet nader bekende directeur van een hem niet nader bekende bank op een hem niet nader bekende locatie in Osaka. De verbalisanten hebben onmiddellijk opgemerkt dat de bodem van de koffer abnormaal dik aanvoelde en leeg ruim 10 kilo woog. Dat de verdachte dit niet opgemerkt zou hebben, acht het hof onaannemelijk, temeer omdat de verdachte de koffer op een bankje heeft getild en de voor het oog zichtbare inhoud, bestaande uit slechts enkele stukken stof en overhemden, heeft bekeken. De verdachte heeft ook geen kritische vragen gesteld aan de man voor wie hij de koffer heeft meegenomen, noch heeft hij nader (verdergaand) onderzoek gepleegd aan de koffer zelf. Door de koffer in de gegeven omstandigheden toch mee te nemen, concludeert het hof dan ook dat de verdachte in elk geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er drugs in de koffer zaten, die hij opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland zou brengen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 november 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht 9.905 pillen bevattende MDMA.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft, indien het hof het tenlastegelegde feit bewezen acht, verzocht een lagere straf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn hoge leeftijd, het feit dat hij hartklachten heeft, de taalbarrière in detentie en zijn psychische gesteldheid.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van 9.905 pillen bevattende MDMA door deze pillen op Schiphol (op reis van Nederland naar Japan) met zich te voeren in een dubbele bodem in zijn koffer. Deze drugs zijn schadelijk voor de gezondheid van personen. De uitgevoerde hoeveelheid was voorts van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van harddrugs en de handel daarin gaan gepaard met allerlei andere soorten van (georganiseerde) criminaliteit. Gelet hierop acht het hof geen andere straf op zijn plaats dan een gevangenisstraf van substantiële duur.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juli 2020 is hij niet eerder in Nederland strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor de uitvoer van hoeveelheden harddrugs van 5.000 tot 6.000 gram wordt daarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 38 tot 40 maanden genoemd. De door de rechtbank opgelegde straf loopt daarmee in de pas. Het hof ziet echter in de zeer specifieke persoonlijke omstandigheden van de verdachte, als ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen, reden een lagere straf op te leggen dan de rechtbank.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (vierendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. F.A. Hartsuiker en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 augustus 2020.
=========================================================================
[…]