Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven van 27 maart 2018;
- memorie van antwoord van 5 juni 2018.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 9 augustus 2017. Het hoger beroep werd ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, maar dit hof verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De Ondernemingskamer heeft op 28 januari 2020 een arrest gewezen waarin zij een comparitie van partijen gelastte. Deze comparitie is bedoeld om inlichtingen te verkrijgen, een minnelijke regeling te beproeven en het verdere verloop van de procedure te bespreken, inclusief mogelijkheden voor mediation en bewijsvoering. De Ondernemingskamer heeft bepaald dat partijen vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 11 februari 2020 voor het opgeven van verhinderdata, met het oog op het bepalen van een datum voor de comparitie. Het arrest is openbaar uitgesproken door de Ondernemingskamer, bestaande uit de voorzitter en raadsheren, en is gedateerd op 28 januari 2020.