ECLI:NL:GHAMS:2020:236

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
200.267.812/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geschillenregeling tussen besloten vennootschappen A en B

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 9 augustus 2017. Het hoger beroep werd ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, maar dit hof verklaarde zich onbevoegd en verwees de zaak naar de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De Ondernemingskamer heeft op 28 januari 2020 een arrest gewezen waarin zij een comparitie van partijen gelastte. Deze comparitie is bedoeld om inlichtingen te verkrijgen, een minnelijke regeling te beproeven en het verdere verloop van de procedure te bespreken, inclusief mogelijkheden voor mediation en bewijsvoering. De Ondernemingskamer heeft bepaald dat partijen vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 11 februari 2020 voor het opgeven van verhinderdata, met het oog op het bepalen van een datum voor de comparitie. Het arrest is openbaar uitgesproken door de Ondernemingskamer, bestaande uit de voorzitter en raadsheren, en is gedateerd op 28 januari 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.267.812/01
arrest van de Ondernemingskamer van 28 januari 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
appelante,
advocaat: mr. L.P.M. van Erp, kantoorhoudende te Oss,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[B],
gevestigd te [....] ,
geïntimeerde,
advocaat: L.M. Dressel, kantoorhoudende te Best.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
[A] heeft bij dagvaarding van 8 november 2017 hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 9 augustus 2017 met zaak-/rolnummer C/01/314761 / HA ZA 16-730 gewezen tussen [A] als eiseres en [B] als gedaagde.
1.2
Partijen hebben daarna – voor zover hier van belang – de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven van 27 maart 2018;
  • memorie van antwoord van 5 juni 2018.
1.3
Bij arrest van 1 oktober 2019 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de zaak en de zaak verwezen naar (de Ondernemingskamer van) het gerechtshof Amsterdam.
1.4
Partijen hebben arrest gevraagd.

2.Beoordeling

De Ondernemingskamer ziet aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. De comparitie zal plaatsvinden ten overstaan van een door de Ondernemingskamer op de voet van artikel 16 lid 5 Rv uit haar midden aan te wijzen raadsheer-commissaris. Het doel is het verkrijgen van inlichtingen, het beproeven van een minnelijke regeling en/of het bespreken van het verdere verloop van de procedure, waarbij onder meer mediation, bewijsvoering en/of rapportage door deskundigen aan de orde kunnen komen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

De Ondernemingskamer:
bepaalt dat partijen vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten zullen verschijnen ter zitting van de Ondernemingskamer;
verwijst de zaak naar de rol van 11 februari 2020 voor het opgeven van verhinderdata in de maanden februari tot en met april 2020 met het oog op het bepalen van een datum voor de comparitie;
houdt verder elke beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. G.M. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. C. Smits-Nusteling RC, raden, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2020.