Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
augustus 2020
1.[appellant sub 1]
[appellant sub 2]
1.[geïntimeerde sub 1]
[geïntimeerde sub 2]
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Ikeren [appellanten] zich tegen de door de voorzieningenrechter opgelegde straatverboden met betrekking tot de winkel aan de [naam straat] en de woning aan de [adres 1] . [appellanten] hebben betoogd dat er alleen een zakelijk conflict (geen persoonlijk conflict) bestaat tussen [appellant sub 1] en [geïntimeerden] Dit zakelijke conflict zal middels arbitrage worden opgelost en rechtvaardigt niet het opleggen van een straatverbod. [geïntimeerden] hebben noch een zakelijk, noch een persoonlijk conflict met [appellant sub 2] zodat [geïntimeerden] niet-ontvankelijk verklaard hadden moeten worden in hun vorderingen jegens laatstgenoemde. Met
grief IIrichten [appellanten] zich tegen het straatverbod ter zake van de winkel aan de [adres 3] . [appellanten] hebben naar voren gebracht dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er een voldoende concrete bedreiging bestond van toekomstig onrechtmatig gedrag en dat hij de verstrekkende gevolgen van het straatverbod voor de zakelijke belangen van [appellanten] heeft miskend. Grieven I en II lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
grief III– waarin [appellanten] hebben betoogd dat het straatverbod te verstrekkend is omdat hij zijn woning altijd zou moeten kunnen betreden, en niet alleen als dit noodzakelijk is – geen nadere bespreking. Bij gebrek aan belang kan ook in het midden blijven of [geïntimeerden] ontvankelijk zijn in hun vorderingen jegens [appellant sub 2] .
Grief Iricht zich tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat tussen [geïntimeerden] en [appellanten] een zakelijk geschil bestaat met persoonlijke dimensies. Volgens [geïntimeerden] gaat het om een persoonlijk geschil en heeft de voorzieningenrechter onderschat hoe ver [appellanten] zullen gaan om het leven van [geïntimeerden] te ontregelen. Met g
rief IIkeren [geïntimeerden] zich tegen de afwijzing van de vordering [appellanten] te verbieden medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van het woonhuis en daarheen te verhuizen. Aangezien [appellanten] al verhuisd zijn, hebben [geïntimeerden] de vordering in appel aangevuld en gevorderd dat [appellanten] worden gelast weer te verhuizen. Met
grief IIIhebben [geïntimeerden] betoogd dat de voorzieningenrechter het straatverbod ter zake van het woonhuis ten onrechte heeft beperkt in die zin dat [appellanten] zich binnen een straal van 50 meter rond de [adres 1] mogen begeven indien dit noodzakelijk is om hun eigen woonhuis aan de [adres 2] te betreden. Het straatverbod zou volgens [geïntimeerden] onvoorwaardelijk moeten gelden.