1.3Beoordeling
Klager stelt in zijn aangifte (met bijgevoegde eigen verklaring) d.d. 24 juli 2019 (kort samengevat) mishandeld te zijn bij zijn aanhouding, tijdens zijn insluitingsfouillering en bij de identiteitsvastlegging (maken foto en afnemen vingerafdrukken).
Uit het onderzoek blijkt (kort samengevat) dat er bij de aanhouding van klager, tijdens zijn insluitingsfouillering en bij de identiteitsvastlegging (maken foto en afnemen vingerafdrukken) sprake is geweest van het gebruik van politiegeweld.
Betrokken politiemensen waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en het op klager toegepaste geweld voldeed aan de eisen die de wet daar aan stelt. Klager gedroeg zich gedurende die momenten niet meewerkend, was recalcitrant en heeft tijdens zijn insluitingsfouillering geweld gebruikt tegen één of meer politiemensen.
Hieronder een uiteenzetting van de verschillende momenten.
De aanhouding van klager
Klager stelt ten aanzien van het op hem toegepaste geweld het volgende.
Hij zag 2 politiemedewerkers op hem afkomen en stopte met rennen, nadat ze hem eerst met het gebruik van pepperspray bedreigd hadden. Ze hielden hem op een hardhandige manier aan en gooiden hem naar de grond. Ze stonden ook op zijn hoofd. Door de aanhouding heeft hij schade opgelopen aan zijn lip (binnenkant i.v.m. zijn beugel) en gezicht.
Daarna werd om zijn ID gevraagd. Die had hij niet op zak en hij werd hiervoor aangehouden.
De politiemedewerker [verbalisant 1] verklaarde kort samengevat als volgt.
Hij fietste achter de weg rennende klager en heeft klager meerdere keren aangeroepen “Politie blijf staan”. Klager stopte niet, keek achterom en begon schijnbewegingen te maken. De jongen stak plotseling schuin en gevaarlijk tussen het drukke verkeer over richting Havengebouw en zette [verbalisant 1] daarmee buitenspel.
Hij zag later dat zijn collega klager vast had en tegen klager diverse keren zei dat hij op de grond moest gaan liggen. Op het moment dat hij erbij kwam lagen belde op de grond en heeft [verbalisant 1] de jongen onder controle gehouden.
Een ter plaatse gekomen herkenbaar politievoertuig heeft klager overgebracht naar het politiebureau.
[verbalisant 1] verklaarde geen letsel bij klager te hebben gezien, verklaart dat er niet op het hoofd van klager is gestaan en ook geen knie is gebruikt. Dat was niet nodig.
Wel is uitgelegd waarvoor hij werd aangehouden.
Klager heeft bij het boeien niet tegengewerkt of verzet gepleegd, dus het was niet nodig de boeien strak aan te leggen.
[verbalisant 2] verklaarde (kort samengevat) als volgt.
Er werd over de portofoon geroepen dat er een verdachte wegrende over de Ruijterkade richting het gebouw van de Kamer van Koophandel. Daar aangekomen werd gezien dat de verdachte op de grond lag en door twee surveillanten was aangehouden en geboeid.
Omdat zij de enige waren met een voertuig heeft hij samen niet collega [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de verdachte naar het politiebureau gebracht.
[verbalisant 4] verklaarde (kort samengevat) als volgt.
Ter plaatse gekomen zag hij dat de collega’s de verdachte al onder controle hadden. De verdachte was aangehouden ter zake art 447e van het Wetboek van Strafrecht. Op het moment dat hij werd aangehouden werd hij ook geboeid. Hij heeft ze niet geboeid.
De insluitingsfouillering
Klager stelt (samengevat) dat hij in een politiebureau naar een grote cel werd gebracht waar zijn handboeien werden afgedaan en hij zijn handen op een muur moest zetten. Toen hij een hand van de muur haalde en daarmee wees naar zijn andere pols die rood en gezwollen werd hij hardhandig op de grond gegooid en werd iets over zijn hoofd gelegd (jas of vest) waardoor hij niets kon zien. Er werd op zijn hoofd gestaan of hij kreeg een knie op zijn hoofd gedrukt, wat pijn deed.
[verbalisant 1] verklaarde niet bij de insluitingsfouillering te zijn geweest.
[verbalisant 2] verklaarde (kort samengevat) als volgt.
De insluitingsfouillering samen met [verbalisant 4] te hebben uitgevoerd.
Klager wilde zijn handen niet op de muur houden en maakte een slaande beweging naar achteren waar [verbalisant 4] stond. [verbalisant 4] werd niet geraakt maar pakte klager direct vast en bracht hem beheerst naar de grond. Hij dacht dat [verbalisant 4] dit deed door hem bij zijn arm en vervolgens bij zijn nek te pakken en dan naar de grond te brengen.
Op de grond heb ik zijn arm gefixeerd en zijn we doorgegaan met de fouillering. Gezien de houding van klager werd besloten om zijn kleding uit te doen en hem een drenkelingenpak te geven. Daarbij is wel zijn ondergoed aangebleven. Om bij een worstelende verdachte met een schaar de touwtjes uit zijn kleding te verwijderen was geen optie. Door het uittrekken van zijn kleding begon de verdachte te schelden en tegen te stribbelen. Toen [verbalisant 4] en ik met de verdachte op de grond lagen kwamen er enkele collega’s bij die op zijn benen zijn gaan zitten. Er is meerdere malen tegen verdachte gezegd dat hij moet luisteren en wanneer hij dat niet deed dat wij dan geweld moeten gebruiken. Desondanks bleef hij tegenwerken.
[verbalisant 4] verklaarde (kort samengevat) dat klager tijdens de rit naar het politiebureau fysiek rustig was, maar verbaal aanwezig en recalcitrant. Er is geprobeerd hem uit te leggen waarvoor hij was aangehouden, maar dit leek bij klager niet door te dringen. Hij bleef maar schreeuwen.
In het Centraal Station op weg naar het Politiebureau op perron 2 riep klager naar toeristen “They are racists, they are racists”. Hij merkte dat de verbale agressie zich opbouwde. Klager werd in de ophoudkamer geplaatst en daar ook onderworpen aan een insluitingsfouillering, omdat het niet handig leek om de verdachte nog eens naar een andere ruimte te verplaatsen.
Bij het afdoen van de handboeien flipte klager en werd fysiek agressief. Klager hield zijn rechterhand (handboei vrijgemaakt) ondanks aanwijzingen daartoe niet op de muur. Bij het afdoen van de linker handboel gaf klager een elleboogstoot met zijn rechterarm in zijn richting. Klager miste doordat hij klager -in een directe reactie om klagers bovenlichaam en zijn arm te pakken- in één beweging naar de grond bracht. Klager begon te schreeuwen, contact maken lukte niet. Hij begon te bewegen, met zijn armen te wurmen en met zijn benen te schoppen. Met collega’s is hij onder controle gebracht.
Identiteitsvastlegging
Klager stelt (kort samengevat) bij het maken van vingerafdrukken en foto’s hardhandig op de grond te zijn gelegd waarbij zijn beide armen naar zijn rug werden gebracht, wat pijn deed in zijn schouders. Ook zou er weer op zijn hoofd zijn gestaan. Klager ontkent, althans is zich er niet van bewust, een politieman knietjes in zijn geslachtsdeel te hebben gegeven.
[verbalisant 1] verklaarde hierover kort samengevat als volgt.
Klager weigerde alle medewerking bij het maken van vingerafdrukken. Hij gaf dit mondeling aan, en fysiek, door zijn vuisten gebald naast zijn lichaam te houden.
Na toestemming van de hulpofficier om met geweld vingerafdrukken te maken is klager herhaald verzocht om mee te werken en is medegedeeld dat dit anders met geweld zou gebeuren. Verdachte bleef proberen het maken van vingerafdrukken tegen te gaan.
Klager ging ook moeilijk doen bij het maken van de foto. Hoofd naar beneden draaien, rare gezichten trekken, hoofd niet stilhouden. Hierbij heeft hij geschreeuwd en bedreigende taal geuit zoals diverse keren “kankerneger”.
Klager heeft 3 knietjes op mijn geslachtsdeel gegeven waardoor ik hevige pijn in mijn onderbuik voelde. Door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] is klager naar de grond gebracht. Ik had zijn hoofd vast en begeleidde deze naar de grond. Op de grond werd hij door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] onder controle gehouden en ik heb mijn vuist op zijn hoofd gehouden. Daarna liet ik hem los want ik kreeg heftige pijnscheuten in mijn schaamstreek en onderbuik. Daarna heb ik de ruimte verlaten en later aangifte van mishandeling gedaan.
[verbalisant 5] verklaarde hierover kort samengevat in zijn PV van bevindingen PL1300-2019140852-4 dat [klager] op het moment van het maken van de foto een grote grijns op zijn gezicht nam, zijn ogen sloot en zijn duim opstak om deze voor zijn gezicht te houden. Nadat hem was verteld zijn mond gesloten te houden en de ogen open veranderde hij zijn houding niet, maar deed hij uitsluitend zijn duim omlaag en zei “zo kijk ik altijd, ik bepaal zelf wel hoe ik kijk” en “Als ik het niet doe gaan jullie mij dan helpen? Kom maar op”.
Hierop is klager medegedeeld dat geweld zou worden gebruikt als hij niet mee zou werken. Klager is vervolgens vastgepakt om een geschikte foto te kunnen nemen, waarop klager riep “Laat me los, kankerflikkers, vieze kankerhomo’s” en woorden van gelijke strekking. Klager maakte een trappende beweging met zijn linkervoet naar de rechtervoet van [verbalisant 5] en vervolgens zag [verbalisant 5] dat klager herhaaldelijk een knietje gaf in de richting van [verbalisant 1] en deze meermaals in diens kruis raakte, waarna klager onder controle werd gebracht. Collega [verbalisant 1] had zichtbaar pijn, zat geknield op de grond en had zweetparels op diens voorhoofd, was puffend adem aan het halen en had duidelijk tijd nodig om bij te komen. Klager werd hierop aangehouden ter zake mishandeling. Tevens voelde [verbalisant 5] zich door de uitlatingen van klager beledigd.
Letselverklaring
Er is geen letselverklaring.
Camerabeelden
Op 24 juli 2019 werd door klager aangifte gedaan van mishandeling op 5 juli 2019. Aan de achterzijde van het Centraal Station staan 2 camera’s opgesteld. Deze beelden zijn opgevraagd in het kader van de aanhouding van [klager] . Op deze camera’s zijn geen beelden te vinden van de aanhouding van [klager] (zie pv van bevindingen uitwerking camerabeelden).
De camerabeelden voor zover gemaakt in de ruimte van fouillering worden na 14 dagen vernietigd. Er waren derhalve geen camerabeelden meer beschikbaar.
Foto
Op blz. 28 van het proces-verbaal met Vik.nr [nummer] staat een politiefoto van [klager] (frontfoto) zoals die op 5 juli 2019 is opgemaakt. Het betreft 1 foto en geen set van 2. Er wordt normaliter 1 set van 2 foto’s opgeslagen (front en zijkant). Op deze foto staat [klager] lachend en naar beneden kijkend op, wat niet de bedoeling is. Aannemelijk is dat het verzet van klager het maken van goede foto’s onmogelijk heeft gemaakt.
Verder valt op dat de foto geen zichtbaar letsel laat zien op het hoofd/gezicht van klager. Alhoewel dit niet uitsluit dat er schade aan de binnenkant van de lip zit, levert de foto hiervoor in elk geval onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat er pijn en/of letsel aan het hoofd is toegebracht.