ECLI:NL:GHAMS:2020:2296

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
200.275.191/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notarissen inzake nalatenschap en verdeling saldo

In deze zaak heeft klager, na de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, op 3 maart 2020 een beroepschrift ingediend tegen de notarissen. De klacht betreft de afhandeling van de nalatenschap van de moeder van klager, die op 3 oktober 2014 is overleden. Klager heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, terwijl zijn zusters deze zuiver hebben aanvaard. Klager stelt dat de notarissen niet tijdig zijn overgegaan tot de verdeling van het saldo van de nalatenschap, en dat er onterecht declaraties zijn voldaan van de ervenrekening zonder zijn toestemming.

Tijdens de behandeling van de zaak op 18 juni 2020 heeft klager zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat de oud-notaris niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. De notarissen hebben echter verweer gevoerd en gesteld dat de oud-notaris zorgvuldig heeft gehandeld. De kamer heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, en het hof heeft de zaak in volle omvang behandeld. Het hof concludeert dat er geen schending van hoor- en wederhoor heeft plaatsgevonden en dat de oud-notaris niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vermeende tekortkomingen.

Het hof heeft de klacht van klager ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer bevestigd. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klacht, die ter zitting in hoger beroep is ingediend.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.275.191/01 NOT
nummer eerste aanleg : 19-71 en 19-72
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 september 2020
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen

1.[notaris] ,

notaris te [plaats] ,
2.
[oud-notaris],
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerden.
Partijen worden hierna klager, de notaris en de oud-notaris (gezamenlijk: de notarissen) genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Klager heeft op 3 maart 2020 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 12 februari 2020.
1.2.
De notarissen hebben op 18 mei 2020 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
1.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 18 juni 2020. Klager en de oud-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. De notaris is, met berichtgeving vooraf, niet verschenen en heeft de oud-notaris volmacht verleend om hem ter zitting te vertegenwoordigen en aldaar namens hem het woord te voeren.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.
Op 3 oktober 2014 is de moeder van klager, mevrouw [X] (hierna te noemen: erflaatster), te [land] overleden. Erflaatster was weduwe.
2.2.
Bij testament van 21 februari 2011, verleden voor de oud-notaris, heeft zij voor het laatst over haar nalatenschap beschikt. In dit testament heeft erflaatster haar drie kinderen (te weten klager en zijn twee zusters), ieder voor 1/3e gedeelte van haar nalatenschap, benoemd tot haar erfgenamen. De oud-notaris is benoemd tot executeur van de bestanddelen van de nalatenschap die zich in Nederland bevinden.
2.3.
Klager heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. De twee zusters hebben zuiver aanvaard. Tot de nalatenschap behoorden een appartement te [plaats] , een huis te [land] en liquide middelen. Verder maakten belastingschulden deel uit van de nalatenschap.
2.4.
Het appartement van de erflaatster te [plaats] is gekocht door één van de zusters van klager. De akte van levering is op het notariskantoor gepasseerd.
2.5.
Eind 2018 is een verkoopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het huis te [land] . Er was een waarborgsom overeengekomen van 25% van de koopprijs.

3.Standpunt van klager

De klacht van klager bestaat – kort samengevat – uit de volgende onderdelen.
i. Klager heeft de notarissen verzocht om de waarborgsom voor de verkoop van het huis te [land] op de derdengeldrekening te storten, aangezien de zusters van klager medegerechtigd waren tot de waarborgsom. De notaris heeft dit geweigerd, omdat de oud-notaris op grond van het testament geen executeur was voor wat betreft de buiten Nederland gelegen bestanddelen van de nalatenschap. Klager heeft dit gerespecteerd. De keerzijde hiervan is dat de oud-notaris op het moment dat het appartement te [plaats] en de belastingschulden waren geregeld, had moeten overgaan tot verdeling van het saldo van de nalatenschap. Hij heeft dat niet gedaan. Er is derhalve nog steeds niet verdeeld.
ii. Volgens klager behoorde een bedrag van € 44.000,- aan liquide middelen tot de nalatenschap en € 20.000,- aan belastingschulden. Er zou dus € 24.000,- moeten resteren op de ervenrekening. Dit blijkt nog maar € 350,- te zijn, aangezien de notaris heeft verzuimd te verdelen. De oud-notaris heeft zich verrijkt. De declaraties van het notariskantoor werden achter de rug van de erfgenamen om afgeboekt van het saldo van € 24.000,-. De oud-notaris heeft daarvoor geen toestemming gekregen van klager.

4.Standpunt van de notarissen

De notarissen hebben verweer gevoerd. Het standpunt van de notarissen wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notarissen ongegrond verklaard. Ten aanzien van klachtonderdeel i heeft de kamer overwogen dat de oud-notaris zorgvuldig heeft gehandeld door het verzoek van klager om de waarborgsom op de derdengeldrekening te storten af te wijzen, daar hij niet betrokken is geweest bij de transactie inzake het huis te [land] . Ten aanzien van klachtonderdeel ii heeft de kamer overwogen dat nimmer van enig bezwaar tegen de declaraties, die alle aan de erfgenamen zijn toegezonden, is gebleken.
Volle omvang
5.2.
Klager heeft in zijn beroepschrift gebruik gemaakt van grieven. Het grievenstelsel in notariële tuchtzaken is echter sinds de invoering van de Wet op het notarisambt in 1999 verlaten. Gelet op het bepaalde in artikel 107 lid 4 Wna wordt de zaak door het hof in volle omvang behandeld.
Schending hoor en wederhoor?
5.3.
In zijn beroepschrift heeft klager gesteld dat geen sprake is geweest van behoorlijk hoor- en wederhoor, nu kennelijk tijdens de behandeling van de zaak ter zitting bij de kamer nieuwe stellingen zijn ingenomen, die klager - als gevolg van het feit dat hij wegens omstandigheden niet op de zitting is verschenen - niet heeft kunnen weerspreken. Nu het hoger beroep van klager ertoe leidt dat de zaak - zoals hiervoor uiteen gezet - opnieuw in volle omvang wordt behandeld, is dit gebrek, indien en voor zover daarvan sprake zou zijn, naar het oordeel van het hof in hoger beroep hersteld. In zoverre heeft klager geen belang meer bij zijn procedurele bezwaar tegen de gestelde gang van zaken in eerste aanleg.
Klachtonderdeel i.
5.4.
Ter zitting in hoger beroep heeft klager verklaard dat dit klachtonderdeel in de kern inhoudt dat de oud-notaris niet tijdig is overgegaan tot verdeling van het op de ervenrekening resterende saldo. Deze klacht is tevens gericht tegen de notaris omdat de verantwoordelijkheid hiervoor na het terugtreden van de oud-notaris bij hem lag.
5.5.
Voor wat betreft dat laatste hebben de notarissen aangevoerd, dat aan de oud-notaris door de erfgenamen een volmacht is afgegeven voor het beheer van de nalatenschap. Deze volmacht is door het defungeren van de oud-notaris niet vervallen. Nu de oud-notaris aan het kantoor verbonden zou blijven na zijn defungeren, is ervoor gekozen om de oud-notaris de boedelbehandeling te laten afronden. Overdracht van de volmacht aan de notaris zou enkel nodeloze kosten met zich hebben gebracht. De notaris heeft dan ook niet als de gevolmachtigde van de erfgenamen opgetreden en is ook anderszins niet bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster betrokken geweest, aldus de notarissen.
Klager heeft het vorengaande niet (gemotiveerd) weersproken. Nu het hof ook anderszins geen feiten of omstandigheden zijn gebleken, waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid, kan de notaris niet als verantwoordelijk voor enig handelen of nalaten jegens klager worden aangemerkt.
5.6.
Klager stelt zich verder op het standpunt dat de oud-notaris had moeten overgaan tot verdeling van het saldo van de ervenrekening, zodra alles ten aanzien van de nalatenschap in Nederland was afgerond.
5.7.
De oud-notaris heeft als verweer aangevoerd dat de ervenrekening in stand is gehouden teneinde de nog uitstaande belastingaanslagen en de lopende kosten van het huis op [land] te kunnen blijven betalen. Zodra het huis op [land] was verkocht en de laatste belastingaanslag in de loop van 2018 werd betaald, is op 16 januari 2019 de rekening en verantwoording met de verklaring van kwijting en decharge en de slotdeclaratie aan klager en zijn zusters gezonden.
5.8.
Voormelde stellingen van de oud-notaris worden onderschreven door de in eerste aanleg reeds in het geding gebrachte rekening en verantwoording uit januari 2019, waaruit (onder andere) valt af te leiden dat in januari en juni 2018 nog aanzienlijke bedragen aan (inkomsten)belasting zijn betaald. Kort daarna is de rekening en verantwoording opgemaakt en aan partijen toegezonden. De oud-notaris heeft daarmee gehandeld conform de wens van klager. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Klachtonderdeel ii.
5.9.
Klager voert aan dat hij nooit enige declaratie van de oud-notaris heeft ontvangen. Daarnaast is aan klager nooit meegedeeld dat declaraties zouden worden voldaan van de ervenrekening, tenzij daartegen bezwaar zou zijn. Klager stelt in hoger beroep dat het toezenden van declaraties of mededelingen van genoemde strekking aanleiding voor hem zou/zouden zijn geweest om aan de oud-notaris aan te geven dat hij zijn werkzaamheden moest staken.
De oud-notaris heeft als bijlage I bij zijn verweerschrift in hoger beroep een aantal
e-mailberichten gevoegd, waaruit valt af te leiden dat wel degelijk declaraties aan klager per e-mail zijn gezonden, met de mededeling dat deze worden voldaan van de ervenrekening. Klager heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat hij deze e-mails niet ontvangen heeft. Het had dan ook op de weg van klager gelegen om bezwaar te maken tegen de voorgestelde gang van zaken, indien hij zich daarin niet had kunnen vinden. Dat klager bezwaar heeft gemaakt is echter gesteld noch gebleken. Het hof acht dit klachtonderdeel dan ook - evenals de kamer - ongegrond.
Nieuwe klacht
5.10.
Ter zitting in hoger beroep heeft klager nog aangevoerd dat hij nooit toestemming heeft gegeven aan de oud-notaris om de lopende kosten van het huis in [land] te voldoen van de ervenrekening. Dit betreft een nieuw geformuleerde klacht en daarvoor is in de onderhavige procedure geen plaats meer. Klager wordt in deze nieuwe klacht niet-ontvankelijk verklaard.

6.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn nieuwe klacht, zoals geformuleerd in rechtsoverweging 5.10;
- bevestigt de beslissing van de kamer.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, A.R. Sturhoofd en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2020 door de rolraadsheer.