Uitspraak
1.[notaris] ,
[oud-notaris],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager, na de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag, op 3 maart 2020 een beroepschrift ingediend tegen de notarissen. De klacht betreft de afhandeling van de nalatenschap van de moeder van klager, die op 3 oktober 2014 is overleden. Klager heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard, terwijl zijn zusters deze zuiver hebben aanvaard. Klager stelt dat de notarissen niet tijdig zijn overgegaan tot de verdeling van het saldo van de nalatenschap, en dat er onterecht declaraties zijn voldaan van de ervenrekening zonder zijn toestemming.
Tijdens de behandeling van de zaak op 18 juni 2020 heeft klager zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat de oud-notaris niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. De notarissen hebben echter verweer gevoerd en gesteld dat de oud-notaris zorgvuldig heeft gehandeld. De kamer heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, en het hof heeft de zaak in volle omvang behandeld. Het hof concludeert dat er geen schending van hoor- en wederhoor heeft plaatsgevonden en dat de oud-notaris niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vermeende tekortkomingen.
Het hof heeft de klacht van klager ongegrond verklaard en de beslissing van de kamer bevestigd. Klager is niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klacht, die ter zitting in hoger beroep is ingediend.