Uitspraak
mr. W.D. Berkhout, kantoorhoudende te Utrecht,
mr. W. Lindeboom, kantoorhoudende te Den Haag.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de voormalige oudergeleding van de medezeggenschapsraad van IBS Al Hambra (hierna: de voormalige OMR) hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS, gedateerd 17 februari 2020. De voormalige OMR verzocht de Ondernemingskamer om de bestreden uitspraak te vernietigen, omdat de Commissie de vergoeding voor de gemachtigde van de OMR had gematigd. De verweerster, Stichting Noor, heeft primair verzocht om de voormalige OMR niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair om alle verzoeken af te wijzen. Tijdens de behandeling op 15 juli 2020 heeft Stichting Noor haar incidenteel beroep ingetrokken.
De Ondernemingskamer heeft overwogen dat de voormalige OMR niet ontvankelijk is in haar beroep, omdat uitsluitend de huidige OMR beroep had kunnen instellen. De medezeggenschapsraad en haar geledingen hebben geen rechtspersoonlijkheid en ontlenen hun procesbevoegdheid aan de Wet medezeggenschap op scholen (Wms). De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de ontvankelijkheid van de voormalige OMR niet kan worden aangenomen, omdat de leden van de huidige OMR niet dezelfde zijn als die van de voormalige OMR ten tijde van de indiening van het beroepschrift.
De Ondernemingskamer heeft verder overwogen dat er geen lacune in de rechtsbescherming bestaat, aangezien de huidige OMR te allen tijde een nalevingsgeschil kan aanhangig maken bij de Commissie. De Ondernemingskamer heeft de voormalige OMR niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, maar heeft ook opgemerkt dat de inschakeling van een deskundige door de OMR in de eerdere geschillen redelijkerwijs noodzakelijk was, wat de vergoeding van de kosten van de deskundige betreft.