ECLI:NL:GHAMS:2020:2284

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
23-003541-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak na bewijs dat broer de bestuurder was

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor het negeren van een verkeersbord dat een verbod aangaf, terwijl hij op 27 maart 2017 met zijn auto op de A4 reed. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis van de kantonrechter, dat op 10 oktober 2018 was uitgesproken. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan om de verdachte schuldig te verklaren zonder strafoplegging, omdat de verdachte niet had verklaard wie de bestuurder was op het moment van de overtreding.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet de persoon was die de overtreding had begaan, maar dat dit zijn broer was, die dit ook had bekend. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Ook het subsidiair tenlastegelegde, dat betrekking had op een onbekend gebleven bestuurder, werd niet bewezen geacht. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde niet bewezen dat de verdachte enige overtreding had begaan.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in verkeerszaken en de noodzaak voor de aanklager om voldoende bewijs te leveren dat de verdachte daadwerkelijk de overtreding heeft gepleegd. Het hof heeft de eerdere strafbeschikking vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003541-18
datum uitspraak: 29 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 10 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 96-142836-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 juli 2020.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 27 maart 2017, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A4, als bestuurder van een personenauto, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt, immers heeft hij op die weg een rijstrook gebruikt, terwijl zich boven die rijstrook een rijstrooklicht met een (verlicht) rood kruis bevond;
subsidiair
een bij de ontdekking van het hierna omschreven strafbaar feit onbekend gebleven bestuurder van een personenauto, gekentekend [kenteken], op of omstreeks 27 maart 2017, te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de A4, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt, immers heeft de bestuurder op die weg een rijstrook gebruikt, terwijl zich boven die rijstrook een rijstrooklicht met een (verlicht) rood kruis bevond, terwijl verdachte toen eigenaar of houder, als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, van dat motorvoertuig was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof komt voorts tot een andere beslissing dan de kantonrechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde is bewezen, kortgezegd, omdat de verdachte niet zelf heeft verklaard wie er heeft gereden. De advocaat-generaal vordert dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.

Vrijspraak

Primair tenlastegelegde
Gebleken is dat het niet de verdachte was die op een rijstrook met daarboven een rood kruis heeft gereden nu dit zijn broer, die dit ook heeft bekend, blijkt te zijn geweest. De verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Subsidiair tenlastegelegde
Gelet op alle specifieke omstandigheden van het geval acht het hof niet bewezen dat in het onderhavige geval sprake is van “een onbekend gebleven bestuurder van een personenauto” als bedoeld in de tenlastelegging.
De verdachte zal daarom eveneens van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 10 april 2017 onder CJIB nummer 9132 5420 0290 3231.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema. mr. P.F.E. Geerlings en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2020.
De griffier en jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]