ECLI:NL:GHAMS:2020:2281

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
23-001608-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 17 april 2019 was vrijgesproken van het rijden met een ongeldig rijbewijs. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het rijden met een ongeldig rijbewijs op twee verschillende data: 12 juli 2018 te Arnhem en 19 juli 2018 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op beide data wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, en dat hij desondanks als bestuurder van een motorrijtuig op de openbare weg reed.

Het hof heeft de bewijsvoering van de politierechter herzien en kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte had eerder verklaard dat zijn rijbewijs in januari 2018 was gestolen en dat hij pas op 21 augustus 2018 een nieuw rijbewijs had opgehaald. Het hof oordeelde dat de verdachte op de relevante data niet beschikte over een geldig rijbewijs, en dat hij zich daarmee schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.

De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een taakstraf op van 60 uur, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte mee in de beslissing. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001608-19
datum uitspraak: 12 augustus 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 96-136042-18 (zaak A) en 96-142429-18 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Omvang van het hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis van 17 april 2019 vrijgesproken van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde (kortgezegd: rijden met een ongeldig rijbewijs op 9 juli 2018). Op 23 april 2019 heeft de officier van justitie onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Bij akte van 6 mei 2019 is het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep partieel ingetrokken met betrekking tot feit A 2. Dit betekent dat het hoger beroep zich niet (langer) uitstrekt tot dit feit en het hof hierover dus niet heeft te oordelen.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak A 1
hij op of omstreeks 12 juli 2018 te Arnhem terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A12, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
Zaak B
hij op of omstreeks 19 juli 2018 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten Categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [adres 2], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging feit A 1 en feit B

De verdachte bestuurde op 9 juli 2018 een personenauto. Nadat zijn auto was stilgehouden bleek uit onderzoek dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte is toen en daar medegedeeld waarvan hij werd verdacht en dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Vanaf dat moment was hij daarvan dus op de hoogte.
De verdachte wist daarom op 12 juli 2018 onderscheidenlijk 19 juli 2018 dat hij – kortgezegd – reed terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft voorts bij de politierechter verklaard dat hij op 21 augustus 2018 een nieuw rijbewijs had opgehaald, dat hij had aangevraagd nadat zijn vorige rijbewijs in januari 2018 was gestolen. Bij die aanvraag was hem meegedeeld dat hij een medische keuring zou moeten ondergaan, die uiteindelijk in april 2018 plaatsvond. Bij brief van 26 juni 2018 is de verdachte door het Bureau Rijbewijskeuringen als conclusie van het onderzoek meegedeeld dat een nieuw uit te geven rijbewijs een beperkte geldigheidsduur van een jaar zou hebben. Uit deze gang van zaken kan worden afgeleid dat aan hem op 12 juli 2018 en 19 juli 2018 nog geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven. Het hof acht dan ook het onder A 1 en B tenlastegelegde bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in A 1 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A 1
hij op 12 juli 2018 te Arnhem terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A12, als bestuurder een personenauto van die categorie heeft bestuurd.
Zaak B
hij op of omstreeks 19 juli 2018 te Amsterdam terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, [adres 2], als bestuurder een personenauto van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen onder A 1 en B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A 1 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in A 1 en B bewezen verklaarde levert op, telkens:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in A 1 en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het onder A 1 en B tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A 1 en in zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee keer als bestuurder met een personenauto op de openbare weg gereden, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Daarmee heeft hij er meermalen blijk van gegeven een door het bevoegd gezag ter bescherming van de verkeersveiligheid genomen besluit niet te respecteren.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters voor rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs plegen te worden opgelegd en die hun weerklank hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf van twee weken als uitgangspunt genoemd.
Aangezien de verdachte zich twee keer schuldig heeft gemaakt aan rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, zou een gevangenisstraf van vier weken in beginsel gerechtvaardigd zijn. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding hiervan ten voordele van de verdachte af te wijken in de vorm van een andere, lagere strafmodaliteit. Het hof zal daarom een taakstraf opleggen, zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 60 uur, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-136042-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 96-142429-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-136042-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 96-142429-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.M.D. Aardema en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 augustus 2020.
De griffier en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]