In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 17 april 2019 was vrijgesproken van het rijden met een ongeldig rijbewijs. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het rijden met een ongeldig rijbewijs op twee verschillende data: 12 juli 2018 te Arnhem en 19 juli 2018 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op beide data wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, en dat hij desondanks als bestuurder van een motorrijtuig op de openbare weg reed.
Het hof heeft de bewijsvoering van de politierechter herzien en kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte had eerder verklaard dat zijn rijbewijs in januari 2018 was gestolen en dat hij pas op 21 augustus 2018 een nieuw rijbewijs had opgehaald. Het hof oordeelde dat de verdachte op de relevante data niet beschikte over een geldig rijbewijs, en dat hij zich daarmee schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
De politierechter had de verdachte vrijgesproken, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een taakstraf op van 60 uur, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte mee in de beslissing. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.