ECLI:NL:GHAMS:2020:2231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
23-003718-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal met geweld en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van eendaadse samenloop van diefstal met geweld en mishandeling, gepleegd op 24 augustus 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een ING-bankpas van aangever [slachtoffer 1] met geweld, waarbij ook aangever [slachtoffer 2] werd mishandeld. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de aangevers niet consistent zijn en dat het signalement niet overeenkomt met de verdachte. Het hof oordeelt dat de verklaringen van de aangevers voldoende bewijs leveren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2]. Het hof komt tot de conclusie dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Het hof handhaaft deze straffen, waarbij het de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging neemt. De verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van de aangevers aangetast en gevoelens van onveiligheid gecreëerd. Het hof legt een gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 100 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003718-19
datum uitspraak: 11 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-186421-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Burundi) op [geboortedag] 2000,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Amsterdam te omstreeks 04.45 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (ING)bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (met kracht) de (ING)bankpas uit de hand van die [slachtoffer 1] te trekken en/of te rukken en/of door (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] een nekklem aan te leggen en/of die [slachtoffer 1] bij de nek vast te pakken en/of vast te houden en/of door die [slachtoffer 1] naar de grond te duwen en/of een of meermalen (met kracht) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met gebalde vuist) in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Amsterdam te omstreeks 04.45 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een (ING)bankpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn toegelopen en/of (met kracht) de (ING)bankpas uit de hand van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of door (vervolgens) bij die [slachtoffer 1] een nekklem heeft/hebben aangelegd en/of die [slachtoffer 1] bij de nek heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 1] naar de grond heeft geduwd en/of een of meermalen (met kracht) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (met gebalde vuist) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft/hebben geslagen en/of gestompt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor wat betreft de persoon die de pinpas uit de handen van aangever [slachtoffer 1] zou hebben gerukt, niet eensluidend zijn en bovendien het signalement dat de aangevers van deze persoon hebben gegeven niet overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Aangever [slachtoffer 2] heeft het volgende verklaard. De pinpas van zijn broer [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1]) werd uit diens handen gerukt. Toen [slachtoffer 1] zijn pinpas terug wilde pakken, werd hij van achteren door een jongen in een nekklem gehouden. [slachtoffer 2] heeft deze jongen bij zijn nek vastgepakt, zodat deze zijn broer zou loslaten. Vervolgens wilde [slachtoffer 2] de jongen die de pinpas had afgenomen, vastpakken. Deze jongen heeft aangever [slachtoffer 2] vervolgens in zijn gezicht gestompt. De verdachte heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan dit stompen, dat hem onder andere onder 2 is tenlastegelegd als mishandeling.
[slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris de (door een omstander met een telefoon) van het incident gemaakte opname bekeken en heeft daarop de verdachte herkend als de persoon die hem zijn pinpas had afgenomen (waarvan hij eerder aangifte had gedaan).
Bij zijn aangifte heeft [slachtoffer 1] een signalement van de dader opgegeven. Dat signalement houdt, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, niet in dat de dader een breed postuur had. Die omschrijving staat wel op de bladzijde in het dossier
nade aangifte (p. 6), maar aangenomen moet worden dat dit door de politie zelf is gerelateerd en dus niet is terug te voeren op informatie die de aangever
inde aangifte had verschaft.
[slachtoffer 1] heeft de dader omschreven als “negroïde” (aangifte) en als “donker, ik denk Somalisch, Oost-Afrikaans” (bij de rechter-commissaris). [slachtoffer 2] heeft de dader omschreven als “Somalisch uitziend” (aangifte) en ”donker” (bij de rechter-commissaris). Deze omschrijvingen sluiten aan bij het uiterlijk van de verdachte, ook al komt de verdachte niet uit Somalië.
Op grond van het voorgaande bestaat bij het hof geen twijfel dat het de verdachte is geweest die de pinpas uit handen van aangever [slachtoffer 1] heeft gerukt. De omstandigheid dat tussen de verklaringen van de aangevers bij de rechter-commissaris discrepanties bestaan, laat zich verklaren door het tijdsverloop tussen de tenlastegelegde feiten en deze verhoren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 24 augustus 2018 te Amsterdam omstreeks 04.45 uur een ING-bankpas, die toebehoorde aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door de ING-bankpas uit de hand van [slachtoffer 1] te rukken en [slachtoffer 2] in het gezicht te stompen.
2.
hij op 24 augustus 2018 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in het gezicht te stompen.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof die gepaard ging met een mishandeling. De verdachte heeft de pinpas van [slachtoffer 1] hardhandig uit zijn handen gerukt en daarna diens broer in het gezicht gestompt. De verdachte heeft door aldus te handelen te kennen gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Ook heeft hij gevoelens van onveiligheid gecreëerd bij de aangevers. Dit soort delicten tast bovendien het algemeen gevoel van veiligheid in de samenleving aan. Het hof ziet geen grond voor een andere straf dan die in eerste is opgelegd en in hoger beroep is gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 lid 1, 57, 63, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. H.A. van Eijk en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 augustus 2020.
Mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[…]