ECLI:NL:GHAMS:2020:2216

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
23-004562-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling in vereniging met voorbedachte raad na onduidelijkheid over geweldshandelingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling in vereniging met voorbedachte raad, gepleegd op 17 juli 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen de benadeelde partij had mishandeld door haar te slaan en/of te schoppen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 juli 2020 heeft de verdediging betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdediging stelde dat de benadeelde partij de eerste aanval had gepleegd en dat er geen sprake was van medeplegen of voorbedachte raad. Het Openbaar Ministerie daarentegen meende dat het medeplegen van mishandeling wettig en overtuigend kon worden bewezen, en dat de verdachte niet kon ontsnappen aan de verantwoordelijkheid voor haar daden.

Het hof heeft de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat er wezenlijke verschillen waren in de lezing van de gebeurtenissen. Het hof kon niet met voldoende zekerheid vaststellen wie de geweldshandelingen had begonnen en wat de aard daarvan was. Dit was cruciaal voor de beoordeling van de wederrechtelijkheid van de gedragingen van de verdachte. Gezien het gebrek aan bewijs heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde mishandeling. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004562-17
datum uitspraak: 7 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-196318-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] te slaan en/of te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Aan de lezing van de verdachte en haar zus moet meer waarde worden gehecht dan aan die van [benadeelde]. Er was sprake van twee losse incidenten. Eerst ontstond een gevecht tussen [benadeelde] en de zus van de verdachte, en daarna een gevecht tussen [benadeelde] en de verdachte. Over en weer was geen sprake van medeplegen. Evenmin was sprake van voorbedachte raad. Voorts is er voor het schoppen van de aangeefster onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en wordt voor het resterende deel van de ten laste gelegde gedragingen een beroep op noodweer gedaan. De aangeefster is begonnen met de aanval, waartegen de verdachte zichzelf en haar medeverdachte rechtens heeft verdedigd. Subsidiair is verzocht de verdachte vrij te spreken omdat onvoldoende kan worden vastgesteld wie is begonnen met het geweld en de verdachte het voordeel van de twijfel moet worden gegeven.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid ‘voorbedachte raad’ en ter zake van het overig ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
In de visie van de advocaat-generaal kan het ten laste gelegde medeplegen van mishandeling wettig en overtuigend worden bewezen. Van noodweer is geen sprake: ofschoon niet goed valt te reconstrueren hoe het gevecht is begonnen, was het letsel van de aangeefster veel ernstiger dan hetgeen bij de verdachte en haar medeverdachte is geconstateerd en valt niet in te zien waarom de verdachte en de medeverdachte, die aan de deur stonden, niet konden vertrekken.
Oordeel van het hof
De lezingen met betrekking tot de toedracht van het incident op 17 juli 2017 van enerzijds [benadeelde] en anderzijds de verdachte en haar zus [naam] verschillen op wezenlijke onderdelen.
Het hof kan op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen wat zich exact heeft afgespeeld op 17 juli 2017. Meer in het bijzonder is niet komen vast te staan wie is begonnen met de geweldshandelingen en wat de aard daarvan was hetgeen voor een beoordeling van de eventuele wederrechtelijkheid van de gedragingen van de verdachte – en daarmee beantwoording van de vraag of al dan niet sprake was van mishandeling zoals ten laste gelegd – essentieel is. De verdachte zal daarom van het haar ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 570,00, vermeerderd met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, vermeerderd met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
De verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 augustus 2020.
Mr. F.M.D. Aardema en mr. H.S.G. Verhoeff zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]