In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 17.868,43 uit hennepteelt. De betrokkene was eerder vrijgesproken van hennepteelt, maar het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen zowel de vrijspraak als de afwijzing van de vordering tot ontneming. Het hof heeft de betrokkene veroordeeld ter zake van hennepteelt en een bedrag van € 4.900,00 verbeurd verklaard. Het hof heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel beoordeeld en vastgesteld dat het bedrag van € 17.868,43, verminderd met het verbeurde bedrag, resulteert in een verplichting tot betaling aan de Staat van € 12.968,43. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verklaringen van de betrokkene en de bewijsstukken in de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de betrokkene het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald uit de bewezen verklaarde hennepteelt.