ECLI:NL:GHAMS:2020:2209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
23-001623-19.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte had een hennepkwekerij met 177 hennepplanten in zijn woning en had zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit door het verbreken van een zegel. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en heeft een in beslag genomen geldbedrag van € 4.900,- verbeurd verklaard. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een melding van een buurtbewoner over verdachte activiteiten in de woning van de verdachte. De politie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld, wat leidde tot de ontdekking van de hennepkwekerij. De verdediging voerde aan dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de rechtmatigheid van het binnentreden door de politie was gewaarborgd en dat er geen sprake was van vormverzuimen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, en het hof legde een zwaardere straf op dan door de advocaat-generaal was gevorderd, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001623-19
datum uitspraak: 13 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 april 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-240310-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
brp-adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het hof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 25 januari 2017 tot en met 6 april 2017 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in het perceel [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 200, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2017 tot en met 6 april 2017 te Amstelveen, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Rechtmatigheid van het verkregen bewijs

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities – betoogd dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond voor het starten van een opsporingsonderzoek, dat de politie onrechtmatig is binnengetreden en dat sprake is van détournement de pouvoir door op grond van de Woningwet binnen te treden, hetgeen onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. De vondst van de hennepkwekerij en de bewijsmiddelen die daarmee zijn verkregen, dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten, hetgeen tot de conclusie dient te leiden dat de verdachte van de hem ten laste gelegde feiten wordt vrijgesproken.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 maart 2017 ontving de politie een melding van een buurtbewoner waarin zorgen werden geuit over een woning aan het [adres 2] te Amstelveen. De buurtbewoner maakte onder meer melding van een constante zoemtoon en een dag en nacht openstaande balkondeur waarbij het zicht naar binnen werd belemmerd door een grote parasol. Hij vermoedde dat zich in de woning een hennepplantage bevond.
Op dat adres werd ter zake van een verdenking op grond van de Opiumwet vervolgens op 30 maart 2017 een onderzoek ingesteld en een netmeting gedaan. Bij het bekijken van de woning werd waargenomen dat alle gordijnen waren gesloten, dat de balkondeur op een kier stond en dat daartussen een parasol was geplaatst. Aan de binnenzijde van het kozijn van het slaapkamerraam lagen veel dode fruitvliegjes, veelvoorkomend bij de kweek van hennep. Uit de netmeting bleek dat er in de meetperiode van 30 maart 2017 tot 6 april 2017 geen repeterende schakeling, kenmerkend voor een in werking zijnde hennepkwekerij, werd waargenomen. De aanwezigheid hiervan werd daarom door de verbalisant uitgesloten, maar wel werden een vreemd constant energieverbruik en enkele stroompieken waargenomen. Omdat er in het stroomverbruik geen aanwijzingen waren voor een leefpatroon, leek de woning onbewoond. Hierop is besloten de burgemeester van Amstelveen in kennis te stellen die vervolgens op 6 april 2017 een machtiging heeft afgegeven om de woning binnen te treden op grond van vermoedelijke overtreding van de Woningwet. In de machtiging werd vermeld dat door de politie specifiek is aangegeven dat de woning naar alle waarschijnlijkheid in gebruik is voor bedrijfsdoeleinden, meer in het bijzonder als een hennepplantage. Na het binnentreden werd een buiten werking zijnde hennepkwekerij in de woning aangetroffen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de hiervoor vermelde netmeting, in het bijzonder het vreemde constante energieverbruik en de enkele stroompieken, het vermoeden rechtvaardigde dat sprake was van een niet bewoonde woning, die mogelijk voor andere doeleinden werd gebruikt. Dat is in strijd met de Woningwet. Op grond daarvan kon een machtiging van de burgemeester verzocht worden om de woning op grond van de Woningwet te betreden. In het verzoek om deze machtiging is kennelijk door de politie het vermoeden geuit dat de woning is gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, in het bijzonder voor een hennepplantage. Het hof acht deze laatste toevoeging niet onbegrijpelijk gelet op de informatie die de politie gedurende het onderzoek was gebleken, te weten de melding van de buurtbewoner, de gesloten gordijnen, de op een kier staande balkondeur met daartussen geplaatst een parasol, kennelijk bedoeld om het zicht te belemmeren en het aantreffen van veel dode fruitvliegjes aan de binnenzijde van het kozijn van het slaapkamerraam. De enkele omstandigheid dat uit de netmeting bleek dat op het moment van de meting geen sprake was van een “in gebruik zijnde hennepplantage” maakt dit niet anders. Gelet hierop is er naar het oordeel van het hof geen sprake van het onjuist voorlichten van de burgemeester. Evenmin is sprake van misbruik van bevoegdheid nu het binnentreden op grond van de Woningwet rechtmatig was.
Nu geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering wordt het verweer verworpen en worden de resultaten van het binnentreden in de woning voor het bewijs gebruikt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 25 januari 2017 tot en met 6 april 2017 te Amstelveen, opzettelijk heeft geteeld (in het perceel [adres 2]) 177 hennepplanten;
2.
hij in de periode van 25 januari 2017 tot en met 6 april 2017 te Amstelveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander B.V., waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en voor het onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hennepkwekerij met 177 hennepplanten in werking gehad in zijn woning. Zodoende heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Drugs zijn bovendien schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit door middel van verbreking van het zegel. Diefstal van elektriciteit is een feit dat niet alleen financiële schade voor de benadeelde, maar doorgaans ook gevaarlijke situaties tot gevolg heeft.
De verdediging heeft halvering bepleit van de – conform de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS op te leggen taakstraf van 120 uren – gelet op de gestelde vormverzuimen, het feit dat de verdachte een first offender is, hij sinds de onderhavige feiten niet meer met justitie of politie in aanraking is geweest, hij reeds de financiële consequenties van zijn handelen heeft ervaren en het feiten betreffen van inmiddels drie jaren geleden.
Het hof deelt dit standpunt niet. Volgens de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS wordt in een geval als het onderhavige, bij een hennepplantage met 100 tot 500 hennepplanten en bij een verdachte die als first offender wordt beschouwd, in beginsel een taakstraf van 120 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand opgelegd. Blijkens de toelichting ziet het oriëntatiepunt voorts niet mede op de diefstal van elektriciteit.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf is hoger dan die door de advocaat-generaal is gevorderd en door de verdediging is bepleit, nu de door de advocaat-generaal gevorderde en door de verdediging verzochte straf naar het oordeel van het hof geen recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

In beslag genomen geldbedrag

De advocaat-generaal heeft primair de verbeurdverklaring van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 4.900,- gevorderd en subsidiair gevorderd dat het geldbedrag zal worden aangewend ter aflossing van de ontnemingsvordering.
De verdediging heeft verzocht het geldbedrag niet verbeurd te verklaren maar aan te wenden ter aflossing van de ontnemingsvordering.
Het hof zal ten aanzien van het geldbedrag van € 4.900,-, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, de verbeurdverklaring gelasten, nu dit geldbedrag blijkens zijn ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring geheel door middel van het onder 1 bewezen verklaarde is verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 4.900,-.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. M. Iedema en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 juli 2020.
Mr. M. Iedema en mr. J. Piena zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]