ECLI:NL:GHAMS:2020:2206

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
23-002443-19.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zakkenrollerij in vereniging met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf. De tenlastelegging betrof zakkenrollerij in vereniging, gepleegd op 13 juni 2019 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met een ander een portemonnee heeft weggenomen die toebehoorde aan een slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, ondanks het verweer van de raadsman dat er sprake zou zijn van persoonsverwisseling. Het hof heeft de bewijsvoering van de verbalisanten en de verklaringen van het slachtoffer in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een eerdere veroordeling voor een soortgelijk misdrijf. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, en het hof heeft deze straf bevestigd, met inachtneming van de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002443-19
datum uitspraak: 13 juli 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-142479-19 tegen
[verdachte],
geboren te (onbekend) (land onbekend) op [geboortedag 1] 1991,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
Ter terechtzitting in eerste aanleg opgegeven personalia:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 2] 1987 te [geboorteplaats] (Spanje).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee, inhoudende onder meer geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juni 2019 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander een portemonnee, inhoudende onder meer geld, toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk die portemonnee zich wederrechtelijk toe te eigenen, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu sprake is van een persoonsverwisseling, een en ander op gronden als nader verwoord in zijn pleitnotities.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2019 met proces-verbaalnummer PL1300-2019122805-7 en het proces-verbaal van verhoor ten overstaan van de raadsheer-commissaris van verbalisant [verbalisant] d.d. 4 maart 2020 volgt dat de verbalisanten de verdachte en zijn medeverdachte constant in de gaten hadden gehouden. Verbalisant [verbalisant] acht het onmogelijk dat sprake is van een persoonsverwisseling, nu hij de verdachte continu heeft gevolgd en heeft gezien dat de door hem gevolgde persoon (de verdachte) in de armen van zijn collega’s liep. Tevens blijkt uit voormeld proces-verbaal van bevindingen in combinatie met het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2019 met proces-verbaalnummer PL1300-2019122805-1, inhoudende de verklaring van de aangever [slachtoffer], dat het onder de verdachte aangetroffen geld past bij het bij de aangever weggenomen geld, meer in het bijzonder de twintig Engelse ponden. Verder blijkt daaruit dat het door de aangever beschreven gedrag van de verdachte en zijn medeverdachte overeenkomt met het door de verbalisanten beschreven gedrag; allen hebben immers verklaard dat de verdachte en zijn medeverdachte zich amicaal gedroegen naar de aangever en diens partner, dat er een “high five” werd gegeven en een arm om aangever werd geslagen en dat één van hen een been tussen de benen van de aangever plaatste. Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden acht het hof uitgesloten dat sprake is geweest van een persoonsverwisseling. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is de gevangenhouding van de verdachte bevolen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan zakkenrollerij. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die de benadeelden overlast en schade berokkenen en onrust in de samenleving veroorzaken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 juni 2020 is hij eerder ter zake van diefstal in vereniging onherroepelijk veroordeeld. Daarnaast zijn nog geen vijf jaren verlopen sinds de verdachte een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de recidive van de verdachte, niet met een andere straf dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan en acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. M. Iedema en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 juli 2020.
Mr. J. Piena en mr. M. Iedema zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]