Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling van een minderjarige, geboren uit een verbroken relatie tussen de moeder en de vader. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft in hoger beroep de schriftelijke aanwijzingen van de gecertificeerde instelling (GI) betwist. De GI had eerder een omgangsfrequentie vastgesteld van één keer per zes weken, en later van één keer per tien weken, omdat de minderjarige na omgangsmomenten onrustig bleek te zijn en behoefte had aan rust en stabiliteit. De moeder verzocht om de schriftelijke aanwijzingen te laten vervallen en een frequentie van wekelijkse omgang te bepalen. Het hof heeft de bestreden beschikkingen van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. Het hof oordeelde dat de GI zorgvuldig had gehandeld en dat de omgangsfrequentie in het belang van de minderjarige was vastgesteld. De moeder had moeite met het aansluiten bij de behoeften van de minderjarige, wat leidde tot de beslissing van de GI om de omgangsfrequentie te reduceren. Het hof concludeerde dat de huidige regeling in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige was.