Hoewel de raad in zijn rapport van 1 april 2020 heeft geadviseerd over de definitieve omgangsregeling (die nog voorligt aan de rechtbank) en niet over de tijdelijke omgang, wenst het hof ook voor de tijdelijke omgangsregeling wel aan te sluiten bij hetgeen de raad heeft opgemerkt over de omgang tussen [de minderjarige] en de vader, nu de raad uitvoerig naar de omgang heeft gekeken.
In zijn algemeenheid stelt de raad dat het voor kinderen tot drie jaar nodig is om geregeld contact te hebben met een ouder. Ook voor [de minderjarige] acht de raad frequente omgang in zijn belang. Op dit moment zijn er vier overdrachtsmomenten per week en die verlopen gespannen. Om die spanning weg te nemen en de vader en [de minderjarige] meer tijd met elkaar te gunnen (zij zien elkaar nu vier uur per keer en in die tijdspanne moet ook op en neer worden gereisd tussen [woonplaats A] en [woonplaats C] ) is uitbreiding van de omgang (naar twee dagen inclusief overnachting per week) aangewezen. De vader krijgt op die manier de kans meer mee te maken van de dagelijkse routine van [de minderjarige] . Dit draagt bij aan de hechtingsrelatie tussen hen. Het hof onderschrijft dit advies van de raad. De moeder heeft gesteld dat [de minderjarige] van streek is als hij terugkomt van de omgang met de vader en heeft gesteld dat zij vreest dat zijn gedrag verergert als de omgang wordt uitgebreid, maar volgens de raad is thans niet zonder meer te stellen dat mogelijk afwijkend gedrag van [de minderjarige] terug te voeren is op de omgang zelf; mogelijk wordt dit veroorzaakt door de spanningen rond de omgang en de overdrachten. Aangezien er bij de overdracht weinig cq op negatieve wijze wordt gecommuniceerd en [de minderjarige] volgens de raad in twee werelden opgroeit, terwijl hij wel tweemaal per week (zonder voorbereiding) aan zijn vader wordt meegegeven, raakt [de minderjarige] verward. In het door de moeder geschetste gedrag ziet het hof dan ook geen contra-indicatie voor uitbreiding van de omgang, maar veeleer een bevestiging van het door de raad gegeven dringende advies om hulp te zoeken om aan hun verstandhouding te werken. Ter zitting in hoger beroep is ook de door de raad geopperde observatie van de omgang besproken. Dit zou de moeder mogelijk wat meer rust geven.
Het hof zal een tijdelijke omgangsregeling bepalen van twee aaneengesloten dagen per week van 9.00 ’s morgens tot 17.00 uur de volgende dag, de ene week doordeweeks (op donderdag en vrijdag) en de andere week in het weekend. Het hof acht het te vroeg om de tijdelijke omgang verder uit te breiden dan twee dagen per week, zoals de vader wenst. Hij onderbouwt ook die wens met een beroep op de intenties van hem en de moeder vóór de zwangerschap van de vrouw. Ook op dit punt stelt het hof echter het belang van [de minderjarige] en niet de intenties (al dan vastgelegd in een ouderschapsplan of ander stuk) voorop. Voor een regeling waarbij [de minderjarige] de helft van de tijd bij de vader is, is het te vroeg. [de minderjarige] is pas net twee jaar oud en de moeder is zijn primaire verzorger en opvoeder. Om die redenen sluit het hof eveneens aan bij de door de raad voorgestelde opbouw in de definitieve regeling en laat deze ingaan op donderdag 30 juli 2020 (week 1), hetgeen meebrengt dat er op 27 juli 2020 geen omgang is. In week 1 en week 3 verblijft [de minderjarige] op donderdag van 9.00 uur tot 13.00 uur bij de vader en op vrijdag van 9.00 uur tot 17.00 uur. In week 2 en week 4 verblijft [de minderjarige] op zaterdag van 9.00 uur tot 13.00 uur bij de vader en op zondag van 9.00 uur tot 17.00 uur. In week 5 en week 7 verblijft [de minderjarige] van donderdag 9.00 uur tot de volgende ochtend 11.00 uur bij de vader. In week 6 en week 8 verblijft [de minderjarige] van zaterdag 9.00 uur tot de volgende ochtend 11.00 uur bij de vader. Vanaf week 9 gaat de hiervoor vermelde (tijdelijke) regeling in waarbij [de minderjarige] bij de vader is de ene week van donderdag 9.00 uur tot de volgende dag 17.00 uur en de andere week van zaterdag 9.00 uur tot de volgende dag 17.00 uur.
Nu de verjaardagen van [de minderjarige] en de moeder recentelijk zijn geweest, evenals Moeder- en Vaderdag zal het hof daarvoor geen regeling treffen. De vader is jarig op 1 november, welke datum in 2020 op een zondag valt. Indien deze zondag niet in de omgangsregeling valt, dient de vrouw mogelijk te maken dat [de minderjarige] een dagdeel doorbrengt bij de vader. Nu Kerstmis dit jaar op vrijdag en zaterdag valt gaat het hof ervan uit dat, mocht de rechtbank dan nog geen beslissing hebben genomen over de definitieve omgangsregeling, beide ouders een kerstdag met [de minderjarige] kunnen doorbrengen op grond van bovenstaande tijdelijke regeling.
Voormelde regeling, waarin [de minderjarige] gedurende vijf weken kan worden voorbereid op een overnachting, komt het hof in het belang van [de minderjarige] voor. Met deze regeling dient voorts rekening te worden gehouden bij de keuze voor een peuterspeelzaal in die zin dat het niet aan de vrouw is om [de minderjarige] aldaar in te schrijven op de dagen waarop [de minderjarige] bij de vader is, tenzij de vader daarmee instemt. Hetzelfde geldt voor andere activiteiten, daaronder begrepen hulpverlening en doktersbezoek.