In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de Coöperatie Funghi U.A. (hierna: Funghi) en [X] Champignons B.V. (hierna: [X]). Funghi, een producentenorganisatie, had [X] in eerste aanleg aangeklaagd voor betaling van een bedrag van € 24.313,98, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter had de vordering van Funghi afgewezen, omdat onvoldoende was aangetoond dat Funghi de champignons aan [X] had verkocht en geleverd. Funghi ging in hoger beroep en voerde aan dat zij op basis van een Telersovereenkomst met [Y] Champignoncultuur B.V. (de teler) bevoegd was om de producten van [Y] te verkopen aan [X].
Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat [X] op redelijke gronden had aangenomen dat zij haar verrekeningsverklaring aan [Y] had uitgebracht, ondanks het ontbreken van wederkerigheid. Het hof oordeelde dat de vorderingen van Funghi op [X] en de tegenvordering van [X] op [Y] nauw met elkaar samenhangen. Het hof heeft geoordeeld dat de totale vordering van [X] uit hoofde van voorschotbetalingen en betalingen aan Me-Fi het bedrag dat Funghi nog van [X] te vorderen had overstijgt. Daarom heeft het hof de vorderingen van Funghi afgewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Funghi werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.