Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3. De beoordeling
grief 1komt [appellant] op tegen de overweging van de kantonrechter dat [A] als woordvoerder van [appellant] optrad en dat zijn wetenschap dat [geïntimeerde] met vakantie zou gaan om die reden aan [appellant] wordt toegerekend en er geen sprake is geweest van werkweigering. Ter toelichting stelt [appellant] dat hij door een communicatiestoornis zelf niet aanwezig is geweest op de zitting in eerste aanleg en dat het voor zijn advocaat niet mogelijk was te weerleggen hetgeen door of namens [geïntimeerde] werd aangevoerd. Ook [A] was niet ter zitting aanwezig terwijl hij naar het oordeel van de kantonrechter een sleutelrol vervulde in deze kwestie. [appellant] wenst dan ook in appel alsnog in de gelegenheid te worden gesteld [A] als getuige te horen ter staving van zijn stellingen. Dat [A] wist dat [geïntimeerde] met vakantie was, betekent volgens [appellant] nog niet dat [geïntimeerde] met toestemming van [appellant] en/of [A] vakantie had opgenomen. [appellant] stelt dat hij het restaurant heeft moeten sluiten omdat [A] en hij het niet alleen aan konden. Volgens [appellant] is het sowieso niet gebruikelijk dat horecapersoneel in de maand december op vakantie is omdat december voor de meeste restaurants de drukste maand van het jaar is. Ten slotte betwist [appellant] dat [geïntimeerde] nog vakantiedagen tegoed had.