ECLI:NL:GHAMS:2020:2055

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
23-002207-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor taxivervoer zonder geldige vergunning na onduidelijkheden in de feitelijke toedracht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor het verrichten van taxivervoer zonder geldige vergunning op 24 februari 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging was gebaseerd op het feit dat de verdachte als bestuurder van een auto met een specifiek kenteken op een door het college aangewezen weg taxivervoer had verricht of aangeboden zonder de vereiste vergunning. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd.

Het hof heeft vastgesteld dat er tal van onduidelijkheden in het dossier waren met betrekking tot de feitelijke toedracht van het gebeurde. Deze onduidelijkheden zijn mede naar voren gekomen door het nadere horen van een verbalisant als getuige. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de rechters Bruinsma en Römer buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002207-19
datum uitspraak: 29 mei 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-145326-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 mei 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 februari 2018, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder, in een auto voorzien van het kenteken [kenteken], op de door het college aangewezen weg of gedeelte hiervan, te weten het Stationsplein, zonder geldige vergunning taxivervoer heeft verricht of heeft aangeboden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft, mede naar aanleiding van het nadere horen van de desbetreffende verbalisant als getuige, tal van onduidelijkheden in het dossier blootgelegd ten aanzien van de feitelijke toedracht van het gebeurde. Naar het oordeel van het hof is bij die stand van zaken niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2020.
Mr. J.L. Bruinsma en mr. P.C. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.