ECLI:NL:GHAMS:2020:2055
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor taxivervoer zonder geldige vergunning na onduidelijkheden in de feitelijke toedracht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, was aangeklaagd voor het verrichten van taxivervoer zonder geldige vergunning op 24 februari 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging was gebaseerd op het feit dat de verdachte als bestuurder van een auto met een specifiek kenteken op een door het college aangewezen weg taxivervoer had verricht of aangeboden zonder de vereiste vergunning. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat er tal van onduidelijkheden in het dossier waren met betrekking tot de feitelijke toedracht van het gebeurde. Deze onduidelijkheden zijn mede naar voren gekomen door het nadere horen van een verbalisant als getuige. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof, waarbij de rechters Bruinsma en Römer buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.