Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[naam V.O.F.] ,
[appellant sub 2],
[appellante sub 3],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
de aardvan de verrichte prestaties (de betalingen) volgt tot voldoening van welke schuld die prestaties strekten. Dat namens [naam V.O.F.] ter comparitie in eerste aanleg is verklaard dat de facturen door haar per jaar in 12 termijnen werden voldaan (waarbij door haarzelf werd ingeschat welke periodieke bedragen moesten worden betaald), maakt dat op zichzelf niet anders. Ook daaruit volgt niet dat deze betalingen, die [appellanten] zelf als voorschotbetalingen aanmerken, naar hun aard slechts konden worden toegerekend op bepaalde verbintenissen of, meer in het bijzonder (zoals [appellanten] stellen) dat die betalingen naar hun aard slechts konden worden toegerekend op de verbintenissen uit het jaar waarop de betalingen volgens [appellanten] betrekking hadden en waarna volgens [appellanten] de afrekeningen volgden.