ECLI:NL:GHAMS:2020:1987

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
200.263.056/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot ict-diensten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. [appellante] had een overeenkomst gesloten met [geïntimeerde], die ict-diensten verleende, met betrekking tot de verhuizing van haar advocatenkantoor. [appellante] stelde dat [geïntimeerde] tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen, wat leidde tot schade aan haar kant. De kantonrechter had de vorderingen van [geïntimeerde] in conventie toegewezen en die van [appellante] in reconventie afgewezen. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] niet tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. Het hof concludeerde dat er geen fatale termijn was voor de nakoming van de verplichtingen en dat [appellante] niet voldoende had aangetoond dat [geïntimeerde] zijn verplichtingen niet was nagekomen. De grieven van [appellante] werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. [appellante] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.263.056/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 6532411 CV EXPL 17-29072
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 juli 2020
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. P.P. Klokkers te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,h.o.d.n. [X ]
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. N. Lubach te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [X ] genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 9 april 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van
22 januari 2019, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [X ] als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en [appellante] als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van [X ] zal afwijzen en [X ] zal veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [X ] heeft voldaan. [appellante] heeft gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat [X ] toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht en op grond daarvan aansprakelijk is voor de schade van [appellante] , deze schade te begroten op € 7.150,00 (exclusief btw) of, subsidiair, € 5.150,00 (exclusief btw) en [X ] te veroordelen tot vergoeding van die schade, althans een door het hof redelijk geachte schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. Verder heeft [appellante] gevorderd [X ] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot vergoeding van incassokosten van
€ 1.175,00 (exclusief btw), met rente en te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten.
[X ] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellante] in de kosten van de kosten van de procedure, naar het hof begrijpt, in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.7 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[geïntimeerde] drijft een eenmanszaak onder de naam [X ] . Zijn activiteiten bestaan uit het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software en het aanbieden van automatiseringsoplossingen aan particulieren en het midden- en kleinbedrijf.
2.2
[appellante] is strafrechtadvocate met een praktijk in Amsterdam. Sinds 2011 neemt zij VOIP-telefonie, DSL-internet en een domeinnaam met e-mail af van [X ] .
2.3
Bij e-mail van 8 augustus 2016 heeft [appellante] aan [X ] het volgende bericht: “
(…) Bij deze wil ik graag melden dat ik verhuis vanaf 1 oktober naar het kantoor van [A] aan de [adres] . 15 september a.s. is de fysieke verhuizing.
Ik neem een vaste computer mee naar de [adres] en wil een vaste computer thuis zetten. De server ga ik niet meer gebruiken.Ik ga het internet via Xs4all in mijn appartement gebruiken en bij [A] een nieuw abonnement nemen.Volgende abonnementen die via jullie lopen wil ik graag opzeggen.- Telefoon VOIP. Ik ga het nummer [nummer] via mijn bestaand xs4all abonnement laten open en via dat nummer doorschakelen.
- ADSL kantoor kan opgezegd worden.
- Ik wilde graag faxen via internet dan hoef ik de telefoonlijn KPN niet mee te nemen naar de [adres] . Zeggen jullie die op per 1 oktober of moet ik dat doen?
Installatie.
Kan [B] of een collega mijn computers in de week van 12 september t/m 16 september aansluiten ? Zowel thuis als in de [adres] met een VPN verbinding via de computer thuis en mijn laptop thuis naar de computer op de [adres] ? (…)
2.4
Op 13 september 2016 heeft [X ] gesproken met [appellante] . In het verslag van [X ] van dit telefoongesprek is het volgende opgenomen:
“(…) Gesproken met [appellante] ,- Mail overzetten naar exchange online.
- Data van de server op 1 van de pc’s zetten.
- 1x pc thuis installeren, 1 x pc op de nieuwe locatie.
- Remote verbinding maken.
2.5
[appellante] wilde vanaf verschillende locaties (kantoor, thuis en via een laptop) kunnen werken. Omdat zij haar oude server niet meer wilde gebruiken, moest [appellante] in de cloud of via een NAS-box gaan werken. Aanvankelijk ging [appellante] in de cloud werken, via een VPN-verbinding. Later heeft [X ] alsnog een NAS-box geïnstalleerd.
2.6
In de periode van 16 september 2016 tot 8 oktober 2016 heeft [appellante] bij [X ] diverse klachten geuit over de werking van het internet en problemen met scannen, e-mailen, de toegang tot en volledigheid van haar bestanden, de ontvangst van faxberichten en haar telefonische bereikbaarheid. Bij e-mail van 8 oktober 2016 heeft [appellante] de aan [X ] verstrekte opdracht met onmiddellijke ingang ingetrokken en [X ] aansprakelijk gesteld voor door haar geleden en nog te lijden schade.
2.7
[X ] heeft facturen aan [appellante] verzonden voor verrichte werkzaamheden, voor in totaal een bedrag van € 3.890,61 (inclusief btw). [appellante] heeft bij brief van 4 november 2016 aan [X ] te kennen gegeven dat zij met een deel van deze facturen niet akkoord was.

3.Beoordeling

3.1
[X ] heeft in eerste aanleg gevorderd dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van € 3.890,61, vermeerderd met rente en incassokosten, met veroordeling in de proceskosten. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [X ] een overeenkomst heeft gesloten met [appellante] uit hoofde waarvan hij aan [appellante] ict-diensten heeft geleverd, en dat [appellante] is tekortgeschoten in de nakoming van de daaruit voortvloeiende betalingsverplichting jegens [X ] . [appellante] heeft verweer gevoerd en in reconventie gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat [X ] jegens haar schadeplichtig is en dat [X ] wordt veroordeeld tot vergoeding aan [appellante] van door haar geleden schade (€ 3.750,- wegens inkomensderving, € 500,- wegens schade aan telefoontoestellen en € 600,- aan kosten van herstelwerkzaamheden door een derde), vermeerderd met incassokosten en met veroordeling van [X ] in de proceskosten, met wettelijke rente. [appellante] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [X ] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst tussen haar en [X ] en dat [X ] aansprakelijk is voor de daardoor veroorzaakte schade.
3.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [X ] in conventie toegewezen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten en de nakosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] in reconventie afgewezen, eveneens met veroordeling van [appellante] in de proceskosten. Daartoe heeft de kantonrechter, samengevat, overwogen dat [appellante] niet op afdoende wijze erin is geslaagd concreet naar voren te brengen dat, en op welke onderdelen van de opdracht, [X ] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en op gestructureerde en onderbouwde wijze het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] te betwisten en te weerleggen. Het verweer van [appellante] dat zij niet is gehouden tot betaling van de facturen van [X ] omdat [X ] toerekenbaar is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht en dat [appellante] daardoor schade heeft geleden waarvoor [geïntimeerde] aansprakelijk is, slaagt daarom volgens de kantonrechter niet. Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat gesteld noch gebleken is dat [X ] in verzuim is komen te verkeren, zodat ook om die reden geen aanspraak van [appellante] op schadevergoeding bestaat. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met twaalf grieven op.
Tekortkoming
3.3
Met
grief 3, 4, 6 en (deels) 7keert [appellante] zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij onvoldoende concreet naar voren heeft gebracht dat, en op welke onderdelen van de opdracht, [X ] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.4
[appellante] heeft toegelicht dat de kantonrechter de verwijten die zij [X ] maakt, te beperkt heeft opgevat. [appellante] heeft niet alleen gesteld dat [X ] is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst omdat haar internetverbinding niet goed functioneerde, zij per fax, e-mail of telefoon niet goed bereikbaar was, haar bestandsmappen onvindbaar waren en zij tekstbestanden niet kon openen. [appellante] heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat [X ] de overeengekomen werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd omdat hij de verhuizing van [appellante] niet (tijdig) heeft voorbereid als gevolg waarvan pas op de verhuisdag bleek dat de bestaande apparatuur ontoereikend was en het internet te traag en dat toen ad hoc maatregelen genomen moesten worden. Daar komt volgens [appellante] bij dat [X ] als haar ict-beheerder wist, althans behoorde te weten, welke apparatuur (hard- en software) zij in gebruik had; hij had ervoor moeten zorgen dat [appellante] tijdig de juiste apparatuur zou aanschaffen of haar in ieder geval indringend moeten waarschuwen voor eventuele ontoereikendheid van die apparatuur. Verder had [X ] toen hij de server van [appellante] meenam naar zijn kantoor om sneller te kunnen synchroniseren aan [appellante] een back-up moeten verstrekken. [X ] heeft tegen deze stellingen van [appellante] gemotiveerd verweer gevoerd.
3.5
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat tussen [appellante] en [X ] een overeenkomst tot stand is gekomen. Deze overeenkomst betreft een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW); de opdracht betrof het leveren van ict-diensten. Dit brengt mee dat [X ] de zorg van een goed opdrachtnemer in acht diende te nemen en zijn werkzaamheden diende te verrichten zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend ict-ondersteuner (artikel 7:401 BW).
3.6
Voor de beantwoording van de vraag of [X ] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst, is van belang eerst vast te stellen wat de inhoud van de overeenkomst tussen partijen is geweest. Uit de (onder 2.3 deels geciteerde) e-mail van [appellante] aan [X ] van 8 augustus 2016 volgt dat de opdracht inhield dat [X ] de VOIP-telefoonverbinding en ADSL-internetverbinding van [appellante] zou opzeggen, een computer op haar thuisadres en een computer op haar kantooradres zou installeren en een VPN verbinding zou opzetten van haar woning naar haar kantoor. Daarnaast blijkt uit het (onder 2.4 deels geciteerde) verslag van het telefoongesprek tussen [X ] en [appellante] van 13 september 2016 dat [X ] de data van de server zou plaatsen op één van de pc’s.
3.7
Vooropgesteld zij dat [X ] deze opdracht heeft uitgevoerd, met dien verstande dat de data van de server niet zijn geplaatst op één van de pc’s maar in de cloud. Hierover heeft op de verhuisdag overleg plaatsgevonden tussen [X ] en [appellante] , waarbij [X ] [appellante] heeft geïnformeerd dat bij het verplaatsen van die data, onder andere vanwege het trage internet en het gebruik van lange bestandsnamen, problemen zouden kunnen ontstaan. [appellante] heeft gesteld dat als [X ] de opdracht behoorlijk had voorbereid, zij niet genoodzaakt was geweest ter plekke akkoord te gaan met het plaatsen van de data in de cloud. Ten aanzien van de voorbereiding van de opdracht door [X ] geldt het volgende. De instructies die [appellante] aan [X ] had gegeven in het kader van de opdracht waren specifiek en duidelijk. [appellante] heeft [X ] geen opdracht gegeven haar verhuizing op ict-gebied in algehele zin voor te bereiden en haar daarin (vergaand) te begeleiden of te adviseren. Daarbij komt dat het, zoals [appellante] ook zelf stelt, om een simpele ict-opdracht ging. Verder is, tegenover de gemotiveerde betwisting van [X ] , onvoldoende gesteld waaruit volgt dat [X ] de ict-beheerder van [appellante] was, of zelfs dat de relatie tussen [appellante] en [X ] meer inhield dan dat [X ] incidenteel diensten aan [appellante] leverde. Het betoog van [appellante] dat [X ] als haar ict-beheerder wist, althans behoorde te weten over welke apparatuur [appellante] beschikte en dat die apparatuur mogelijk ontoereikend was, wordt daarom ook niet gevolgd. Tussen partijen is niet in geschil dat [X ] op 12 september 2016, voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht, de opdracht telefonisch met [appellante] heeft besproken. In het licht van het voorgaande, rustte op [X ] geen verplichting de opdracht verdergaand voor te bereiden dan hij heeft gedaan of [appellante] (al dan niet voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht) indringender voor eventuele problemen te waarschuwen dan hij heeft gedaan.
3.8
[appellante] heeft verder gesteld dat [X ] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst omdat [X ] heeft nagelaten een back-up te maken van haar server toen hij deze meenam om de bestanden over te zetten, terwijl [X ] in het kader van de normaal lopende beheersovereenkomst regelmatig back-ups verzorgde. Ook hiervoor geldt dat [X ] en [appellante] niet zijn overeengekomen dat [X ] een volledige back-up zou maken van de server van [appellante] zodat dit ook niet tot de verplichtingen van [X ] kan worden gerekend. Dit geldt te meer nu, zoals hiervoor is overwogen, niet is komen vast te staan dat [X ] de ict-beheerder van [appellante] was en [appellante] bovendien, tegenover de gemotiveerde betwisting van [X ] , onvoldoende heeft gesteld waaruit volgt dat [X ] regelmatig back-ups voor haar maakte.
3.9
[appellante] heeft naar voren gebracht dat het aan [X ] is om te stellen (en zo nodig te bewijzen) dat hij niet tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst omdat [X ] deskundigheid op ict-gebied heeft, maar dit betoog slaagt niet. Dat [X ] deskundig is op dit gebied in tegenstelling tot [appellante] , is onvoldoende rechtvaardiging om af te wijken van de hoofdregel van 150 Rv. [appellante] heeft buiten haar stellingen die hiervoor in r.o. 3.7 en 3.8 al zijn behandeld, niet concreet gesteld wat [X ] bij de uitvoering van de opdracht overigens verkeerd heeft gedaan. Het enkele feit dat [appellante] na de uitvoering van de opdracht de door haar gestelde problemen heeft ondervonden is – anders dan [appellante] in haar grieven herhaaldelijk heeft betoogd – onvoldoende om te kunnen concluderen dat deze problemen zijn veroorzaakt door een tekortkoming van [X ] .
3.1
De conclusie uit het bovenstaande is dan ook dat [X ] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met [appellante] . [appellante] heeft dus geen recht op schadevergoeding. De grieven falen.
3.11
[appellante] heeft in hoger beroep nog gesteld dat [X ] door de tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst (tevens) een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd, op grond waarvan zij recht heeft op schadevergoeding. Nu uit het bovenstaande volgt dat [X ] niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en de door [appellante] gestelde onrechtmatigheid ook niet is onderbouwd, terwijl [appellante] bovendien in hoger beroep een verklaring voor recht vordert dat [X ] aansprakelijk is voor schade op grond van een toerekenbare tekortkoming van [X ] (en niet op grond van onrechtmatige daad), wordt aan deze stelling voorbij gegaan.
Verzuim
3.12
Grief 10richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [X ] niet in verzuim is komen te verkeren omdat [appellante] [X ] niet in gebreke heeft gesteld en niet de mogelijkheid heeft geboden om alsnog na te komen, en ook niet is gebleken dat een ingebrekestelling nutteloos was. Nu het hof heeft geoordeeld dat [X ] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, behoeven de stellingen van [appellante] die erop neer komen dat [X ] in verzuim was, geen verdere bespreking. Voor zover [appellante] met haar stelling dat 18 september 2016 een fatale termijn was in de zin van artikel 6:83 onder a BW heeft betoogd dat [X ] is tekortgeschoten omdat hij de overeenkomst niet tijdig is nagekomen, wordt dit betoog niet gevolgd. Gesteld noch gebleken is dat [appellante] en [X ] een datum zijn overeengekomen waarop de opdracht moest zijn voltooid; een dergelijke afspraak volgt ook niet uit de e-mail van 8 augustus 2016 of het telefoonverslag van 13 september 2016. Ook als aan de aard van de opdracht (het verhuizen van essentieel kantoorgereedschap) inherent is dat snelheid van belang is, zoals [appellante] heeft gesteld, brengt dat niet mee dat een fatale termijn gold voor de nakoming van de opdracht door [X ] . Grief 10 faalt.
3.14
Uit het voorgaande volgt dat geen fatale termijn gold voor de nakoming van de opdracht wat ook in de weg staat aan toewijzing van de gevorderde schadevergoeding. De overige (onderdelen van de) grieven 4, 5 en 7 die betrekking hebben op de vraag of [X ] schadeplichtig is jegens [appellante] hoeven daarom niet apart besproken te worden.
Gehoudenheid [appellante] tot betaling facturen [X ]
3.15
Met
grief 9keert [appellante] zich tegen het oordeel dat zij gehouden is tot betaling van de facturen van [X ] ;
in grief 2heeft [appellante] betoogd dat zij [X ] geen, althans minder, loon is verschuldigd op grond van artikel 7:411 BW omdat [X ] (toerekenbaar) is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst. Daarnaast heeft [appellante] in
grief 1naar voren gebracht dat de kantonrechter ten onrechte heeft gesteld dat zij de omvang van de facturen van [X ] niet heeft betwist. Deze grieven zullen eveneens gezamenlijk behandeld worden.
3.16
Nu de conclusie uit het bovenstaande is dat [X ] zijn verplichtingen uit de overeenkomst correct is nagekomen, is [appellante] gehouden de facturen van [X ] te voldoen en is er geen reden om te concluderen dat [appellante] geen, althans minder, loon is verschuldigd op grond van artikel 7:411 BW. Om die reden falen grief 2 en 9. [appellante] heeft terecht betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat zij de facturen van [X ] niet heeft betwist. [appellante] heeft immers bij brief van 4 november 2016 te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met delen van de facturen van [X ] ; in zoverre is grief 1 terecht voorgesteld. Dit leidt echter om de hierna volgende reden niet tot een andere uitkomst.
3.17
In de brief van 4 november 2016 heeft [appellante] een deel van de door [X ] gevorderde facturen betwist, voor een bedrag van € 1.781,- exclusief BTW. De verschuldigdheid van de rest van de facturen is door [appellante] niet betwist, zodat deze vaststaat. [appellante] heeft betwist dat zij reiskosten (facturen 161935 en 161938) verschuldigd is. [X ] heeft gesteld dat reiskosten steeds (voor de helft) in rekening werden gebracht en [appellante] heeft de verschuldigdheid van reiskosten uit andere facturen (zoals factuur 161936) niet betwist. In dat licht heeft [appellante] haar verweer dat reiskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, onvoldoende onderbouwd. De betwisting door [appellante] van factuur 161936 ziet op apparatuur die [X ] , naar onbetwist vaststaat, heeft geleverd en geïnstalleerd en die [appellante] na de opzegging van de opdracht op 8 oktober 2016 retour heeft gezonden (2WD red 3TB en Synology). De betwisting van [appellante] van factuur 161939 ziet op de geleverde diensten in de periode van 9 augustus 2016 tot en met 16 september 2016. [appellante] betwist niet dat deze diensten zijn geleverd, maar stelt dat zij niet behoorlijk zijn uitgevoerd. Nu het hof heeft geoordeeld dat [X ] niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, is [appellante] gehouden te betalen voor de in het kader van de uitvoering van die overeenkomst aan haar geleverde apparatuur en ict-diensten. [appellante] heeft verder de verschuldigdheid betwist van factuur 161937, die betrekking heeft op de telefonie van [appellante] , omdat volgens haar niet duidelijk was dat zij de overdracht van telefonie naar XS4ALL zelf diende te regelen en het op de weg van [X ] had gelegen haar daarover te informeren. Dit verweer gaat echter niet op, omdat [appellante] in haar (opdracht)mail aan [X ] van 8 augustus 2016 zelf heeft aangegeven: “
Ik ga het nummer [nummer] via mijn bestaand xs4all abonnement laten open.” Hieruit kan niet anders worden afgeleid dan dat [appellante] zelf zou zorgdragen voor de overdracht van de telefonie. Nu [appellante] niet heeft betwist dat [X ] de werkzaamheden waarop de factuur ziet heeft verricht, is zij gehouden ook voor deze werkzaamheden te betalen. [appellante] heeft ten slotte nog de verschuldigdheid van delen van factuur 161938 betwist, maar heeft deze betwisting niet nader onderbouwd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Uit het voorgaande volgt dat [appellante] gehouden is de facturen van [X ] te voldoen en dat grief 1 (dus) niet leidt tot een andere uitkomst.
3.18
De
grieven 11 en 12, gericht tegen de toewijzing van de vordering van [X ] in conventie en de afwijzing van de vordering van [appellante] in reconventie en de veroordeling van [appellante] in de proceskosten, behoeven in het licht van het voorgaande geen afzonderlijke bespreking.
3.19
De conclusie van het bovenstaande is dat de grieven falen. [appellante] heeft geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden zodat ook
grief 8faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en hetgeen [appellante] in hoger beroep meer of anders heeft gevorderd, zal worden afgewezen. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X ] begroot op € 324,00 aan verschotten en € 759,00 voor salaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. Verbeek, R.M. de Winter en W.J.J. Wetzels en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2020.