ECLI:NL:GHAMS:2020:1963

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
23-004082-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing jeugddetentie en oplegging GBM in hoger beroep

Op 16 juli 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2019. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1999, die momenteel gedetineerd is in een jeugdinrichting. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging met betrekking tot de jeugddetentie en de maatregel GBM (gedragsbeïnvloedende maatregel). De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 24 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het openbaar ministerie had een GBM van 12 maanden gevorderd, wat het hof nu ook oplegt. Het hof oordeelt dat de ernst van het gepleegde feit een forse jeugddetentie rechtvaardigt en dat de GBM noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op adviezen van de reclassering en de noodzaak om de verdachte te begeleiden en te behandelen. Het hof heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat bij niet-naleving snel kan worden ingegrepen. De uitspraak benadrukt de toepassing van het jeugdstrafrecht en de noodzaak van een passende straf en maatregel voor de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004082-19
datum uitspraak: 16 juli 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-650559-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
thans gedetineerd in Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Door het openbaar ministerie en namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging voor zover deze ziet op de bepaalde jeugddetentie en de overweging inzake de GBM. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast en de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de rechtbank - kort gezegd - de navolgende door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden:
  • meldplicht bij Reclassering Nederland;
  • behandelverplichting;
  • verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan het afbouwen van het gebruik van drugs en meewerken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
  • meewerken aan een locatiegebod en de elektronische controle daarvan;
  • onderwijs volgen of werken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde met toepassing van het jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest alsmede de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: GBM) voor de duur van 12 maanden, bestaande uit het door Reclassering Nederland opgestelde en geadviseerde programma, bij niet naar behoren meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, te vervangen door 12 maanden jeugddetentie, met dadelijke uitvoerbaarheid.
De raadsvrouw heeft het bevestigen van de uitspraak van de rechtbank bepleit, inhoudende een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals gesteld door de rechtbank, en dus niet de oplegging van een GBM.
Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank met betrekking tot de motivering van de straf heeft overwogen in paragraaf 7.3 van het vonnis (“Het oordeel van de rechtbank”) tot en met de overwegingen onder “Toepassing jeugdstrafrecht en de mate van toerekeningsvatbaarheid” en neemt deze overwegingen over. Het hof stelt de navolgende overweging in plaats van de overweging van de rechtbank onder “de op te leggen straf”.
Op te leggen straf en maatregel
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat bij een zo ernstig feit als bewezenverklaard een jeugddetentie van lange duur passend en geboden is. De toepassing van het jeugdstrafrecht brengt met zich dat het hof gebonden is aan de maximale vrijheidsstraf van 24 maanden. Het hof is van oordeel dat, om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te laten komen, aan de verdachte een forse jeugddetentie moet worden opgelegd.
In afwijking van de rechtbank zal het hof wel de GBM opleggen.
Het hof heeft in het bijzonder acht geslagen op de adviezen van de Reclassering Nederland (hierna: reclassering) van 9 maart 2020 en 26 juni 2020 opgesteld door mevrouw [naam 1]. De reclassering adviseert oplegging van een GBM met een stevig programma bestaande uit:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • contactverbod;
  • volgen van onderwijs;
  • meewerken aan een middelencontrole;
  • avondklok.
Ter terechtzitting heeft mevrouw [naam 1] namens de reclassering toegelicht dat de GBM een maatregel op maat is voor de verdachte. Op 24 juni 2020 heeft een uitvoerdersoverleg Top 600 plaatsgevonden, waarbij het advies tot oplegging van een GBM door alle betrokkenen, waaronder de heer [naam 2], behandelaar bij de Bascule, wordt gedragen. De verdachte heeft behoefte aan structuur en heeft moeite met verandering, waardoor hij er baat bij heeft dat hij door voor hem vertrouwde mensen wordt begeleid en behandeld. Mevrouw [naam 3], voorheen traject begeleider van de verdachte bij Spirit Jeugdhulp, zal de verdachte gaan behandelen als psycholoog in opleiding en de heer [naam 2] zal de thans ingezette gezinsbehandeling met de verdachte, zijn moeder en zijn twee zussen voortzetten. De GBM wordt geadviseerd omdat de maatregel snel inzetbaar is en er onmiddellijk door de reclassering ingegrepen kan worden als de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. De maatregel kent in dat geval de zogenaamde time-out regeling, waarbij de veroordeelde binnen enkele dagen tijdelijk kan worden opgenomen in een justitiële jeugdinrichting. De verdachte wordt hierdoor direct geconfronteerd met de consequenties van het niet meewerken aan een of meer onderdelen van het maatregelprogramma.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur en de toepassing van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op de hierna te noemen wijze passend en geboden. De ernst van het begane misdrijf geeft hiertoe aanleiding en de maatregel is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een vervangende jeugddetentie voor de duur van 6 maanden bij de maatregel een afdoende stok achter de deur vormt voor de verdachte om te (blijven) meewerken aan het door de reclassering opgestelde programma.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gezien de lichtvaardige wijze waarop ernstig geweld is toegepast, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte (zonder behandeling en begeleiding) opnieuw een strafbaar feit zal plegen, of zich belastend zal gedragen, en de dadelijke uitvoerbaarheid in het belang van de verdachte is, beveelt het hof, gelet op artikel 77w, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de opgelegde maatregel en het daarbij behorende programma dadelijk uitvoerbaar is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
6 (zes) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de maatregel zal bestaan uit:
- een meldplicht bij Reclassering Nederland, [adres], zo lang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
- ( (ambulante) behandeling bij de Bascule, of een soortgelijke instelling, waarbij ondersteuning vanuit Spirit gevraagd kan worden indien de behandelende instelling dit geïndiceerd acht.
Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Ook kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- Begeleid wonen bij Boomerang Zorg, of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij betrokkene zich aan de huisregels en het dagprogramma houdt dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem opstelt;
- Het volgen van onderwijs of werken of het hebben van een dagbesteding, zolang de reclassering dit nodig acht;
- meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat het programma waaruit de maatregel bestaat, dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. A.M. Kengen en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman en mr. S.M. Schouten, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juli 2020.
Mr. M.P. van der Stroom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]