In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een minderjarige, was eerder veroordeeld voor diefstal van een powerbank uit een winkel op 14 september 2019. De verdediging voerde aan dat de fouillering door een particuliere beveiliger onrechtmatig was en dat het bewijs van de aangetroffen powerbank uitgesloten moest worden. Het hof oordeelde echter dat de fouillering geen strafrechtelijke consequenties had voor de verdachte, omdat deze niet door een opsporingsambtenaar was uitgevoerd. Het hof verwierp de verweren van de raadsman en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren en 10 dagen jeugddetentie, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.