In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 26 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof het niet zorgen dat haar jongere, geboren in 2000, de Praktijkschool De Brug regelmatig bezocht in de periode van 22 juni 2017 tot en met 4 juli 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deze verplichting niet is nagekomen, met als gevolg dat de jongere schoolverzuim heeft vertoond. De verdachte heeft in hoger beroep de vordering van de advocaat-generaal aangevochten, maar het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.
Het hof heeft de straf bepaald op een geldboete van 800 euro, subsidiair 16 dagen hechtenis, en heeft bepaald dat de boete in termijnen kan worden betaald. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder de Leerplichtwet heeft overtreden. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 4a en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was.