ECLI:NL:GHAMS:2020:1961

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
23-004069-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-nakoming van de Leerplichtwet 1969

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 26 september 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969. De tenlastelegging betrof het niet zorgen dat haar jongere, geboren in 2000, de Praktijkschool De Brug regelmatig bezocht in de periode van 22 juni 2017 tot en met 4 juli 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deze verplichting niet is nagekomen, met als gevolg dat de jongere schoolverzuim heeft vertoond. De verdachte heeft in hoger beroep de vordering van de advocaat-generaal aangevochten, maar het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft de straf bepaald op een geldboete van 800 euro, subsidiair 16 dagen hechtenis, en heeft bepaald dat de boete in termijnen kan worden betaald. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder de Leerplichtwet heeft overtreden. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 4a en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004069-19
datum uitspraak: 2 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 26 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-152353-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1966,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juli 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juni 2017 tot en met 4 juli 2017 te Assendelft, gemeente Zaanstad, althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam], geboren op [geboortedag 2] 2000, althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van deze jongere, had belast, telkens niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Praktijkschool De Brug, stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 22 juni 2017 tot en met 4 juli 2017 te Assendelft, gemeente Zaanstad, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [naam], geboren op [geboortedag 2] 2000, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten Praktijkschool De Brug, stond ingeschreven, deze school na inschrijving geregeld bezocht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 4a van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van 800 euro, subsidiair 16 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de kantonrechter in eerste aanleg opgelegd, de geldboete eventueel te betalen in termijnen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft niet voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 (hierna: Lpw) te zorgen dat haar zoon [naam] de school, waar hij stond ingeschreven, geregeld bezocht. De Lpw verplicht de ouder om ervoor te zorgen dat de jongere als leerling op een school of instelling staat ingeschreven en dat de jongere die school of instelling na inschrijving regelmatig bezoekt. Op deze manier wordt onder meer getracht schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten te voorkomen. De verdachte heeft deze verplichting verzaakt, enkel om langer op vakantie te kunnen gaan.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juni 2020, waaruit blijkt dat zij niet eerder de Lpw heeft overtreden.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden. Het hof zal daarbij, gelet op de draagkracht van de verdachte, bepalen dat de op te leggen geldboete in termijnen kan worden betaald.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 4a en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 18 augustus 2017 onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 800,00 (achthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
8 (acht) termijnenvan
1 (één) maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mrs. D. Damman en S.M. Schouten, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juli 2020.
Mr. M.P. van der Stroom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.