Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van smaad(schrift)/laster/belediging.
Gerechtshof Amsterdam
Op 13 juli 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Het beklag was ingediend door klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.P. Plasman, tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde wegens smaad, laster en belediging. Klager had op 20 september 2017 aangifte gedaan van smaad/laster, en de aangifte was later aangevuld met belediging. De advocaat-generaal had in een verslag van 17 december 2019 geadviseerd het beklag af te wijzen.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 3 juni 2020 heeft klager zijn beklag toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat. De beklaagde is echter niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De advocaat-generaal was wel aanwezig en heeft geen aanleiding gezien om het eerdere advies te herzien. Het hof heeft vervolgens de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waarbij het belang van klager en de vrijheid van meningsuiting tegen elkaar zijn afgewogen.
Het hof concludeert dat er onvoldoende belang is om de zaak aan de strafrechter voor te leggen, onder andere omdat het feit al bijna drie jaar geleden heeft plaatsgevonden en de beklaagde excuses heeft aangeboden aan klager. Het hof wijst het beklag af, waarbij het opmerkt dat tegen deze beschikking geen rechtsmiddel openstaat.