ECLI:NL:GHAMS:2020:1909

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
23-003182-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake uitvoer van hasjiesj

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 5.443 gram hasjiesj op 11 mei 2019 te Schiphol. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks enkele taal- en schrijffouten, voldoende duidelijk was en dat de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De verdachte is strafbaar voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks de ernst van de zaak, heeft het hof besloten om een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 75 dagen op te leggen, in plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf van 5 maanden. Het hof heeft daarbij de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte in aanmerking genomen, zoals het hebben van een baan en een gezin. Het hof heeft de verdachte aangespoord om zijn leven op de juiste weg te houden en heeft de straffen zodanig bepaald dat deze hem niet zouden ontmoedigen in zijn positieve ontwikkeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003182-19
datum uitspraak: 8 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-113467-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 juni 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 5.443 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld de bij die wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5.443 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een taakstraf en eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de uitvoer van een koffer met ruim 5 kilo hasjiesj. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De uitgevoerde hoeveelheid is van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel daarvan. De verspreiding van en handel in hasjiesj gaat gepaard met veel andere vormen van criminaliteit en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. De verdachte heeft hier een bijdrage aan geleverd en het hof rekent dat de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die voor feiten als het onderhavige plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Gezien deze oriëntatiepunten acht het hof de bij vonnis opgelegde gevangenisstraf van 5 maanden in beginsel passend.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding een andere straf op te leggen. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd en onderbouwd dat de verdachte zijn leven op orde heeft gekregen. Zo heeft de verdachte een baan, een huis, een zwangere vriendin en een kind. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte bovendien invoelbaar spijt betuigd van zijn handelen en op overtuigende wijze duidelijk gemaakt dat hij zijn leven serieus een andere wending wil geven. Om de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet te doorkruisen, volstaat het hof in dit geval met het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf. Vanwege de ernst van het feit en om in te scherpen dat de verdachte niet opnieuw in de fout moet gaan, zal hem daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. M. Iedema en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juli 2020.
[…]