ECLI:NL:GHAMS:2020:1906

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
23-000605-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mishandeling en bedreiging met een gedragsaanwijzing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1991, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 19 november 2018, waarin hij was veroordeeld voor mishandeling en bedreiging. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, mishandeling van het slachtoffer [naam 1] en bedreiging met woorden die duiden op geweld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 juni 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, maar heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages die de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigden. De verdachte verbleef op dat moment in een Forensisch Psychiatrische Kliniek en had positieve veranderingen doorgemaakt in zijn leven. Het hof heeft uiteindelijk besloten om geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn behandeling. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van hetgeen meer of anders was tenlastegelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000605-19
datum uitspraak: 1 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701290-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 20 februari 2017 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam immers heeft verdachte opzettelijk in strijd met die gedragsaanwijzing een of meermalen (Whats's App) (tekst)berichten naar van [naam 1] gestuurd;
2. ( gevoegde zaak 13/706227-17)
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam 1] heeft mishandeld door een of meermalen - met een of meerdere nagel(s) in/op de nagelriem(en), in elk geval het lichaam, van die [naam 1] te krabben en/of - (vervolgens) het lichaam van die [naam 1] vast te houden en/of vast te pakken en/of - terwijl hij, verdachte, druk uitoefende op het lichaam van die [naam 1] op/tegen de be(e)n(en), in elk geval het lichaam, van die [naam 1] te slaan en/of te stompen en/of - etenswaar in/op/tegen het gezicht, in elk geval het lichaam, van die [naam 1] te slaan en/of te drukken en/of te duwen;
3. ( gevoegde zaak 13/706227-17)
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik gooi je uit het raam" en/of "ik stop je onder de grond", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 februari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 20 februari 2017 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam immers heeft verdachte opzettelijk in strijd met die gedragsaanwijzing meermalen Whats's App berichten naar van [naam 1] gestuurd;
2. ( gevoegde zaak 13/706227-17)
hij op 19 februari 2017 te Amsterdam, [naam 1] heeft mishandeld door een of meermalen
- met meerdere nagels in de nagelriemen, van die [naam 1] te krabben en
- etenswaar in het gezicht van die [naam 1] te drukken of te duwen;
3. ( gevoegde zaak 13/706227-17)
hij op 19 februari 2017 te Amsterdam, [naam 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd :"ik gooi je uit het raam" en "ik stop je onder de grond", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsman is bepleit dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten en derhalve ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt dit verweer.
In het Pro Justitia rapport van de GZ- psycholoog [naam 2] van 23 juli 2017 wordt geadviseerd de verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen verklaard, deels of heel verminderd toe te rekenen. De psychiater [naam 3] heeft in zijn Pro Justitia rapport van 30 juli 2017 geadviseerd indien het komt tot een bewezenverklaring de verdachte de feiten niet toe te rekenen, dan wel verminderd toe te rekenen. Het hof ziet in deze rapportages aanleiding de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte in eerste aanleg ten aanzien van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal is van oordeel dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De advocaat-generaal baseert zich hierbij op de Pro Justitia rapportages van de psycholoog en psychiater uit 2017 die beiden tot deze conclusie komen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte op grond van beide hierboven genoemde rapportages dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging en subsidiair schuldig verklaard moet worden zonder strafoplegging.
Het hof heeft in hoger beroep dienaangaande in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt het overtreden van een gedragsaanwijzing en aan mishandeling en bedreiging van aangeefster. Hij heeft daarbij dreigende woorden gebruikt, gekrabt en eten in het gezicht van aangeefster geduwd. De verdachte heeft daarmee gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeg gebracht en haar daarnaast pijn bezorgd.
Gelet op de Pro Justitia rapportages van de psycholoog en psychiater uit 2017 is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
Tijdens de zitting in hoger beroep is duidelijk geworden dat de verdachte op grond van een rechterlijke beslissing van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2019 inmiddels bijna een jaar in een Forensisch Psychiatrische Kliniek verblijft en daar wordt behandeld. Gedurende het verblijf in de kliniek is duidelijk geworden dat er geen sprake is van een persoonlijkheidsstoornis in enge zin bij de verdachte. De psychotische periodes in het leven van de verdachte werden veroorzaakt door andere omstandigheden, waarbij het overmatig cannabisgebruik van de verdachte waarschijnlijk een grote rol in heeft gespeeld. Inmiddels gaat het al geruime tijd goed met de verdachte en gebruikt hij geen medicatie meer. Over een maand verlaat de verdachte de kliniek zonder zorgmachtiging. Ook na het verlaten van de kliniek zal de verdachte nog de nodige zorg en begeleiding krijgen. Hij zal worden begeleid door een ACT-team en zal psychotherapie gaan volgen. Daarnaast gaat de verdachte in een huis van HVO Discus wonen en ook van daaruit zal hij hulp kunnen ontvangen. Bij de oplegging van de straf houdt het hof ook rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het vorenstaande geeft blijk van de positieve verandering in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof is van oordeel dat de toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht zich juist leent voor dit soort situaties. Gelet hierop acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd voor het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juli 2020.
[…]