Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Cliënt is bereid om zijn medewerking te verlenen aan toebedeling van de woning aan uw cliënte, mits uw cliënte hem een bijdrage voldoet voor zijn noodgedwongen vertrek uit de woning ad € 3.000,- (o.a. als vergoeding verhuiskosten en herinrichtingskosten), voormeld gebruik door uw cliënte tot 1 juli a.s. wordt toegestaan én uw cliënte een redelijk voorstel doet terzake de waarde van de woning. Tegen welke waarde wil uw cliënte de woning overnemen?”In een e-mailbericht van de toenmalige advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man van 31 januari 2017 staat onder meer het volgende.
3.Beoordeling
“de bank zit erop te wachten”in haar e-mail van 16 maart 2017. Dit alles biedt steun voor het standpunt van de vrouw dat er in ieder geval op dat moment sprake was van overeenstemming over de waarde waartegen de vrouw de woning zou overnemen. Dit wordt nog ondersteund door de e-mail van de man van 16 maart 2017 (10:32) waarin hij de nog resterende geschilpunten (spaargeld en inboedel) noemt en zich afvraagt of het kort geding nog doorgang dient te vinden. Hieruit leidt het hof af dat de man zich niet (langer) wenste te verzetten tegen de overdracht van de woning aan de vrouw tegen de door haar genoemde waarde. Daarbij overweegt het hof dat, anders dan de man lijkt te betogen, de door de man in voormelde e-mail voorgestelde ‘packagedeal’ betrekking heeft op de daarvoor in dezelfde alinea door de man genoemde geschilpunten betreffende het spaargeld en de inboedel en dus niet op de toedeling van de woning aan de vrouw tegen de door haar voorgestelde waarde. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien waarom de vrouw, zoals de man subsidiair aanvoert, had moeten verifiëren of de man akkoord was met overname tegen deze waarde. De man heeft ter gelegenheid van het pleidooi nog aangevoerd dat hij alleen met deze waarde zou hebben ingestemd als de vrouw met de kinderen in de woning zou zijn blijven wonen, maar deze stelling kan niet worden gevolgd in het licht van het voorgaande, waarin is aangegeven dat partijen naderhand niet zijn teruggekomen op eerder gestelde voorwaarden, en is in dat licht bezien ook niet voldoende onderbouwd.