2.24.Op 29 april 1983 heeft het Bisdom goedkeuring verleend aan de statutenwijziging, waarna op 5 mei 1983 de gewijzigde statuten bij notariële akte zijn vastgesteld (hierna ook: de statuten van 1983). In de statuten van 1983 is onder meer het volgende opgenomen:
“VASTSTELLING GEWIJZIGDE STATUTEN
(…)
- dat het R.C. Maagdenhuis (…) van ouds is een zelfstandige instelling, gesticht en bestuurd door Rooms Katholieken, met een kapitaal, bijeengebracht door Rooms Katholieken en met een werkzaamheid op Rooms Katholieke grondslag;
- dat de zelfstandigheid onder meer hieruit blijkt:
a. dat coöptatie als systeem voor het benoemen van bestuursleden ononderbroken
heeft gegolden;
b. dat het bestuur zijn taak, inclusief beheer van en beschikking over het vermogen,
alsook besteden van de inkomsten, in volledige zelfstandigheid heeft uitgeoefend;
- dat diegene, aan wie iets is toevertrouwd, daarover ter verantwoording kan worden geroepen, opdat in geval van gebleken wanbeleid kan worden ingegrepen;
- dat op die grond het bestuur het steeds wenselijk heeft geacht, hetgeen ook verwezenlijkt werd, een zekere formele bevoegdheid van de apostolische vicaris en na het herstel van de Bisschoppelijke hiërarchie in Nederland, van de Bisschop van Haarlem, te erkennen en deze hem toe te kennen;
- dat de aldus toegekende bevoegdheid er niet was tot aantasting van de zelfstandigheid van het R.C. Maagdenhuis, maar het karakter had van een dienst van de zijde van de Bisschop van Haarlem, met als consequentie daarvan de mogelijkheid tot ingrijpen, indien daartoe objectief gezien, wegens wanbeleid, een dringende reden zou zijn;
- dat het bestuur deze van ouds bestaande situatie wenst voort te zetten en dat de Bisschop van Haarlem bereid blijft tot de vermelde dienst;
- dat in de vanaf het jaar negentienhonderdtien bekende reglementen en statuten voor de Bisschop van Haarlem een naar de letter ruime, zelfstandig door hem uit te oefenen bevoegdheid is opgenomen, ruimer dan overeenkomstig het bovenstaande is bedoeld;
- dat deze ruimere bevoegdheid nimmer in praktijk is gebracht;
- dat immers feitelijk het systeem van coöptatie is blijven gelden, waardoor het bestuur benoemt en de Bisschop van Haarlem bekrachtigt, terwijl de verantwoording, anders dan bedoeld, in feite zelfs wel achterwege bleef;
- dat inmiddels het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (1962 – 1965) in zijn “Decreet over het lekenapostolaat”, nummer 19 het recht van Rooms Katholieke leken, om instellingen van “barmhartigheid en liefde” op te richten en te leiden, heeft erkend;
- dat derhalve de letter van de statuten dient te worden verstaan aldus, dat door een op het bestuur drukkende verantwoordingsplicht, zover gaande als voor de Bisschop van Haarlem nodig is om zijn toetsingsrecht te kunnen uitoefenen aan hem wordt toegekend een in objectiviteit te hanteren marginaal toetsingsrecht en wel om in de samenstelling van het bestuur in te grijpen, voorzover daartoe naar objectief oordeel wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan;
- dat tot het waarborgen van objectiviteit, bij ontbreken van een daartoe bevoegde kerkelijke rechter in de Nederlandse Rooms Katholieke Kerkprovincie, het oordeel van de burgerlijke rechter dient te kunnen worden ingeroepen bij meningsverschil over de vraag, of de Bisschop van Haarlem terecht van zijn marginaal toetsingsrecht gebruik heeft gemaakt;
- dat het gewenst is gebleken de huidige statuten, met inachtneming van de vorengemelde overwegingen, aan de bestaande situatie aan te passen;
- dat daartoe een rechtsgeldig besluit werd genomen in de vergadering van het bestuur (…)
- dat voor deze statutenwijziging de goedkeuring werd verkregen van de Bisschop van Haarlem blijkens fotokopie-schrijven dedato negenentwintig april negentienhonderddrieentachtig, nummer 312/83, hetwelk aan deze akte zal worden gehecht.
Uitvoering gevende aan het gemelde bestuursbesluit verklaarden de comparanten, dat de statuten van de stichting “Stichting Het Roomsch Catholyk Maagdenhuis” voortaan zullen luiden als volgt.
(…)
Artikel 1
1. De stichting draagt de naam: STICHTING HET ROOMSCH CATHOLIJK MAAGDENHUIS.
2. (…)
3. De stichting is een instelling van de Rooms Katholieke Kerk in de zin van canon 100 paragraaf 1 van de Codex Iuris Canonici en van artikel VII van het Reglement voor het Rooms Katholieke Kerkgenootschap in Nederland en bezit als zelfstandig onderdeel volgens het kerkelijk recht rechtspersoonlijkheid, welke ingevolge artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig is erkend naar Nederlands recht.
1. De stichting heeft ten doel:
a. in de eerste plaats steun te verlenen aan Rooms Katholieke ouderzorg missende of tekortkomende kinderen, bij voorkeur uit Amsterdam, zo nodig ook na hun minderjarigheid en aan initiatieven op het gebied van de Rooms Katholieke jeugdzorg;
b. voorts huisvesting, verzorging en verpleging te verlenen aan naar het oordeel van het bestuur andere daarvoor in aanmerking komende personen – bij voorkeur bejaarden – zulks eveneens op Rooms Katholieke grondslag, zomede het steunen van initiatieven op dit gebied.
2. (…)
3. Leden van het bestuur kunnen slechts zijn zij, die de bestuurszaken binnen de stichting op de grondslag van de Rooms Katholieke levenshouding zullen behartigen.
4. De bestuursleden worden door het bestuur zelf benoemd. Elke benoeming wordt ter bekrachtiging door de Bisschop aan hem voorgelegd.
(…)
5. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
(…)
d. na verlening van ongevraagd ontslag door de Bisschop op een door deze te
bepalen datum.
6. Een ongevraagd ontslag kan door de Bisschop worden verleend uitsluitend indien daartoe naar objectief oordeel in een bepaald geval wegens wanbeleid een dringende reden zou bestaan. Bij meningsverschil met het bestuur over de vraag of de Bisschop in een bepaald geval terecht van zijn marginaal toetsingsrecht gebruik heeft gemaakt, zal op daartoe door de meest gerede partij gedaan verzoek, door de burgerlijke rechter worden beslist.
(…)
8. Indien door welke oorzaak dan ook geen enkel bestuurslid meer in funktie mocht zijn, behoort aan de Bisschop het recht een nieuw bestuur aan te stellen.
Intussen gaat onmiddellijk vanaf het ogenblik van het ontbreken van alle bestuursleden het gehele bestuur tijdelijk op de Bisschop over, die alle funkties, bevoegdheden en rechten van het bestuur uitoefent totdat een nieuw bestuur zal zijn aangesteld.
9. De leden van het bestuur verrichten hun werkzaamheden ter Liefde Gods en alzo om niet.
1. Het bestuur is belast met het volledig bestuur van de stichting en met het beheer van haar vermogen en is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen het kader van deze statuten.
4. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld, waarna deze ter beschikking van de Bisschop worden gesteld.
Artikel 11
1. Een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding van de stichting kan slechts worden genomen met een meerderheid van twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
(…)
4. Een besluit als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt niet van kracht dan na schriftelijke goedkeuring door de Bisschop.
(…)
7. Een eventueel batig saldo zal door het bestuur in overleg met en na goedkeuring door de Bisschop worden bestemd voor een doel, dat zoveel mogelijk verwant is aan dat van de stichting.
(…)”