ECLI:NL:GHAMS:2020:1805
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid civiele rechter bij Ziektewetuitkering en achterstallig salaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een gewezen werknemer, [appellant], die aanspraak maakt op een Ziektewetuitkering bij zijn voormalige werkgever, Teamflex. De werknemer was sinds 30 juli 2013 in dienst bij Teamflex en heeft zich op 2 september 2015 ziek gemeld wegens rugklachten. Na een periode van ziekte en re-integratie, heeft hij op 25 november 2016 opnieuw ziekteverlof aangevraagd. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van de werknemer afgewezen, met de overweging dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij arbeidsongeschikt was in de relevante periode en dat de kantonrechter niet bevoegd was om te oordelen over de Ziektewetuitkering, aangezien dit een bestuursrechtelijke kwestie betreft.
In hoger beroep heeft het hof de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om te oordelen over de vordering van de werknemer met betrekking tot de Ziektewetuitkering. Het hof heeft vastgesteld dat alleen het UWV bevoegd is om te beslissen over het recht op een Ziektewetuitkering. De werknemer kan tegen een dergelijk besluit bezwaar maken bij het UWV en zo nodig beroep instellen bij de bestuursrechter. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de vordering van de werknemer betreft, en heeft de civiele rechter onbevoegd verklaard om van deze vordering kennis te nemen. De vordering tot betaling van achterstallig salaris over de maand december 2016 is echter bekrachtigd, omdat de werknemer niet heeft aangetoond dat hij in die periode arbeidsongeschikt was.
Het hof heeft de kosten van het geding in zowel het principaal als het incidenteel appel aan de zijde van Teamflex toegewezen, en de werknemer in de proceskosten veroordeeld. Dit arrest is gewezen op 23 juni 2020.