4.3Uit de hiervoor aangehaalde teksten, en met name het aanvaarden van het uitvoeringsplanningsrisico door [X] , volgt dat het uitlopen van de bouwwerkzaamheden wegens onvoorziene omstandigheden eveneens in beginsel voor risico van [X] komt. Partijen zijn in artikel 8.4 van de overeenkomst overeengekomen dat [X] recht heeft op bouwtijdverlenging indien door overmacht of door omstandigheden die voor rekening van OGM komen niet van haar gevergd kan worden het werk binnen de overeengekomen termijn op te leveren. De vraag of sprake is van overmacht of van omstandigheden die voor rekening van OGM komen dient te worden beantwoord tegen de achtergrond van de hiervoor besproken strekking van de overeenkomst.
4.4.1[X] voert ten aanzien van het door haar aangetroffen puin aan dat zij, om een verdiepte kelder te maken, aan de binnenzijde van de fundering van het gebouw een damwand diende te plaatsen om een gesloten bouwkuip te maken, waarna het grondwater kon worden weggepompt en aansluitend graafwerkzaamheden konden worden uitgevoerd. Zij diende daartoe in de bestaande betonnen keldervloer een sleuf te maken. Toen zij dat had gedaan, bleken de damwandplanken niet of slechts moeizaam de grond in te gaan omdat deze op grote hoeveelheden puin en andere obstakels stuitten, hetgeen door partijen niet was voorzien. Zij heeft vervolgens een sleuf moeten graven en obstakels moeten verwijderen dan wel moeten crushen. De kosten van het frezen en crushen zijn door haar opgevoerd in bon 50b tot een bedrag van € 484.873,82. Er is bovendien een vertraging in de werkzaamheden opgetreden van 91 kalenderdagen. [X] heeft in verband met deze uitloop overigens geen algemene bouwkosten gevorderd.
4.4.2OGM heeft over de kostenverhoging in het bijzonder aangevoerd dat uit het onder 2.5 genoemde document blijkt dat [X] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst wist dat er obstakels in de grond konden zitten en daarmee bij het vaststellen van de realisatievergoeding dus rekening heeft gehouden. [X] brengt daartegen in dat zij niet enkele obstakels heeft aangetroffen, zoals in het document bedoeld, maar een hele laag puin. Het hof is van oordeel dat, wat er ook zij van de hoeveelheid puin of obstakels die kon worden verwacht en de hoeveelheid die uiteindelijk is aangetroffen, het aantreffen van een laag puin gelet op de inhoud van het overeengekomene wat betreft de kostenverhoging voor risico van [X] komt. Dit is te meer zo omdat blijkt dat [X] zich voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst bewust is geweest van de kans dat obstakels in de bodem aanwezig waren.
4.4.3Aan het voorgaande doet niet af dat [X] , zoals zij aanvoert, in de aanbestedingsfase geen onderzoek naar de bodemgesteldheid heeft kunnen verrichten omdat ter plekke een betonnen keldervloer aanwezig was. OGM wijst terecht erop dat reeds in de uitnodigingsbrief staat dat [X] onderzoek dient te verrichten naar alle documenten, waaronder documenten betreffende de toestand van de bodem, en naar alle eigenschappen van het bestaande gebouw. [X] had dan ook ervoor kunnen kiezen om, indien dat (conform de tekst van de aanbiedingsbrief) naar haar oordeel van belang was voor de overeen te komen realisatievergoeding, te vragen om een al dan niet destructief onderzoek te mogen verrichten naar de ondergrond van het bestaande gebouw. Zij had ook ervoor kunnen kiezen op andere wijze haar risico in te schatten of af te dekken. Dat zij dat niet heeft gedaan dient in de sfeer van de kostenverhoging voor haar rekening te komen.
4.4.4Een en ander leidt ertoe dat ook het door [X] ter zake de verlangde verlenging van de bouwtijd gevorderde niet kan worden toegewezen. Daarbij is nog van belang dat [X] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft ingezien dat de aanwezigheid van obstakels bij het op diepte brengen van de damwanden een belangrijk planningsrisico inhield en dat zij desondanks dat planningsrisico voor haar rekening heeft genomen. Het enkele feit dat meer puin is aangetroffen dan [X] had verwacht, is in het licht van de risicoverlegging onvoldoende om te concluderen dat sprake is van overmacht of van een omstandigheid die voor rekening van OGM komt in de zin van artikel 8.4 van de overeenkomst. [X] heeft in dat verband overigens niet concreet gemaakt welke hoeveelheid en welke soort obstakels waren te voorzien en in hoeverre die verwachting is overschreden.
4.5.1[X] voert aan dat de problemen rond fundering en stabiliteit van het pand pas aan het licht kwamen toen zij was begonnen met haar werkzaamheden. Zij trof situaties aan die niet overeenkwamen met wat zij ter plaatse mocht verwachten. Zij wijst op de volgende omstandigheden en gevolgen:
-onvoorziene zakking van de gevel aan de zijde van het Damrak met als gevolg, naar het hof begrijpt: de kosten opgevoerd in bon 58a, en een week extra algemene bouwplaatskosten, verwerkt in bon 50b;
-de bestaande wand as C bleek niet gefundeerd op palen zodat er, om onder deze wand een kelder te maken, een tijdelijke ondersteuning diende te worden gemaakt, met als gevolg extra kosten zoals gespecificeerd op bon 58b, en tevens een week (7 kalenderdagen) vertraging en extra algemene bouwplaatskosten, verwerkt in bon 50b;
-hetzelfde voor de liftwand en de tussenwand as G, met als gevolg aanvullend werk om de wanden te ondersteunen waarvan de kosten eveneens zijn verwerkt in bon 58b, met een vertraging van 15 kalenderdagen die 15 dagen algemene bouwplaatskosten oplevert, verwerkt in bon 50b;
-de houten paalfundering onder de kolommen as G3/H3 was wegens aantasting onvoldoende draagkrachtig waardoor (tijdelijk) stabiliserende maatregelen moesten worden genomen waarvan de kosten zijn verwerkt in bon 59. De vertraging beloopt 133 dagen terwijl de algemene bouwplaatskosten voor 133 dagen zijn verwerkt in bon 50b.
[X] heeft bij haar wijziging van eis aangevoerd dat er nog 21 dagen vertraging zijn bijgekomen wegens het verwijderen van al het tijdelijke staal dat ten behoeve van de stabiliteit was aangebracht.
4.5.2OGM voert aan dat [X] wist van de slechte fundering, alleen al omdat aan haar funderingsherstel was opgedragen. [X] weerspreekt dat de opdracht funderingsherstel inhield. Volgens haar was sprake van een opdracht tot het maken van een verdiepte kelder. Daarvoor diende een nieuwe fundering te worden gemaakt, terwijl na het gereedkomen daarvan het gehele pand op die nieuwe fundering zou rusten, aldus [X] . Uit de aanbiedingsbrief blijkt echter dat de opdracht inhoudt het aanpassen van de kelder
in combinatie metfunderingsherstel, terwijl ook de overeenkomst, naast het verdiepen van de kelder, het funderingsherstel als apart onderdeel van de uit te voeren werkzaamheden benoemt. Het hof leidt uit deze stukken af dat het werk zowel het verdiepen van de kelder als herstel van de bestaande fundering inhield. [X] moest er dan ook op bedacht zijn dat er minstens twijfel bestond over de deugdelijkheid van de huidige fundering.
4.5.3OGM heeft daarnaast erop gewezen dat [X] tijdens het sluiten van de overeenkomst wist dat de gevel aan de zijde van het Damrak was verzakt. Dit blijkt volgens haar uit door haar overgelegde brieven van het ingenieursbureau Van Rossum van 14 en 22 december 2017, en een door haar overgelegd ‘memo’, gedateerd 7 februari 2018. OGM wijst bovendien op passages in die stukken waaruit blijkt dat in het stadsarchief slechts gegevens waren te vinden van palen die in 1911 en 1918 zijn geheid, als toevoeging aan de destijds reeds bestaande fundering. De gegevens over de fundering waren dus bij het aangaan van de overeenkomst verre van volledig. Een van de genoemde brieven meldt tevens dat het project funderingstechnisch complex is omdat verschillende panden met een lang verleden zijn samengevoegd. De panden kunnen onderling anders gefundeerd zijn en er hebben vele verbouwingen plaatsgevonden. Er is geen zekerheid over de werkelijkheid ten opzichte van de tekeningen, aldus de brief. [X] heeft de inhoud van de brieven en de memo niet gemotiveerd weersproken. Zij heeft naar aanleiding van de stellingen van OGM daarover evenmin aangevoerd dat zij de daarin vermelde feiten en conclusies voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet wist en ook niet had kunnen weten.
4.5.4Voor zover [X] aanvoert dat onderzoek naar de feitelijke toestand van de fundering onmogelijk was, verwijst het hof naar hetgeen zij hiervoor onder 4.4.3 heeft overwogen. De conclusie is dat alleen al gelet op de inhoud van de overeenkomst, maar te meer in de gegeven omstandigheden, de gevolgen van het aantreffen van een onvoldoende of ondeugdelijke fundering in de kostensfeer voor risico van [X] komen.
4.5.5Gelet op de hiervoor besproken omstandigheden was wat betreft de toestand van de fundering geen sprake van overmacht aan de zijde van [X] in de zin van artikel 8.4 van de overeenkomst. Voor [X] bestonden er immers voldoende aanwijzingen dat er problemen zouden kunnen zijn met de bestaande fundering. Funderingsherstel maakte immers onderdeel uit van het werk, er was een onvolledige beschrijving van de fundering en er was sprake van een technisch complexe situatie. Daardoor was in grote mate te voorzien dat er complicaties in het werk zouden kunnen optreden wegens de toestand van de bestaande fundering.
4.5.6[X] voert nog aan dat de tijdelijke constructies die wegens de slechte of ontbrekende fundering nodig waren, geen onderdeel uitmaken van het (definitieve) werk. Dat maakt het voorgaande echter niet anders. [X] dient immers het werk te realiseren waarbij niet is uit te sluiten dat tijdelijke constructieve maatregelen nodig zijn. OGM heeft ter gelegenheid van de comparitie bovendien nog erop gewezen dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk aan de orde is geweest dat tijdelijke constructies nodig zouden zijn. Dat blijkt volgens haar uit het hiervoor onder 2.3 geciteerde stuk waar zij (op vraag 79) heeft geantwoord dat de totale bovenbouw tijdens de sloopfase diende te worden opgevangen door een tijdelijke staalconstructie. Dat brengt te meer met zich dat [X] ter zake geen kostenverhoging toekomt of verlenging van de bouwtijd.
4.6.1Ten slotte is bij de ontgraving van de kelder aan de zijde van de Nieuwendijk een aanzienlijke bodemverontreiniging aangetroffen veroorzaakt door een lekkende olietank. Deze verontreiniging heeft een vertraging van 14 dagen opgeleverd en heeft geleid tot extra werkzaamheden zoals gespecificeerd in bon 50a ten bedrage van € 138.607,07.
4.6.2OGM heeft behoudens hetgeen hiervoor reeds is besproken geen specifiek verweer gevoerd tegen de verschuldigdheid van de extra kosten wegens de aangetroffen bodemverontreiniging. Zij heeft er wel op gewezen dat [X] met het uitbrengen van haar aanbieding alle voorwaarden heeft geaccepteerd, behoudens het voorbehoud dat zij in haar aanbiedingsbrief van 10 februari 2016 heeft geformuleerd. Dit voorbehoud houdt onder meer in dat ‘kostenconsequenties in tijd en geld’ voor het aantreffen van verontreinigde grond zijn uitgesloten. Dat betekent dat de hiervoor onder 4.2.3 tot en met 4.2.5 en 4.3 besproken risicoverlegging voor wat betreft consequenties van de aangetroffen verontreiniging niet opgaat. Het hof overweegt dat OGM gelet op dit voorbehoud de kosten voortvloeiend uit en samenhangend met de aangetroffen bodemverontreiniging dient te vergoeden. Dat betekent dat zij in elk geval verschuldigd is de post op bon 50a met als omschrijving ‘uitloop grondwerkzaamheden door zware vervuiling’. OGM heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat [X] deze kosten heeft gemaakt als gevolg van de aangetroffen bodemverontreiniging. Zij heeft enkel het vermoeden geuit dat ‘een deel van de uitloopposten te maken heeft met het opschuiven van de eindopleveringsdatum’. Dat is daartoe onvoldoende.
4.6.3OGM heeft nog wel specifiek bezwaar gemaakt tegen de posten uitloop algemene bouwplaats kosten (ABK) en de post opslagen op bon 50a. [X] heeft in verband daarmee aangevoerd dat de ABK tijdgebonden kosten zijn die doorlopen als de bouw uitloopt, zoals kosten van materieel, bouwketen, parkeerkosten, vuilcontainers, materiaalcontainers, hekken, verzekering etcetera. OGM heeft onvoldoende betwist dat [X] deze kosten in verband met vertraging wegens de bodemverontreiniging heeft moeten maken tot de door haar in bon 50a opgevoerde bedragen. Er is dan ook geen aanleiding anders te beslissen dan dat OGM deze kosten verschuldigd is. De opslagkosten betreffen volgens [X] 6,5% algemene kosten, zijnde kosten van haar bedrijfsuitoefening die los staan van het specifieke bouwproject, 4% winst en risico en 0,5% verzekering. OGM heeft eveneens onvoldoende betwist dat [X] deze kosten heeft gemaakt en/of deze posten op de door haar gehanteerde en in de bouw gebruikelijke wijze aan de kostenverhogingen mag toerekenen.
4.6.4OGM heeft de kosten die [X] in bon 50a heeft opgevoerd voor het overige niet betwist zodat zij het gehele bij die bon in rekening gebrachte bedrag verschuldigd is.
4.6.5Gelet op het door [X] bij haar aanbieding gemaakte voorbehoud is er grond om [X] inzake de bodemverontreiniging een verlenging van de bouwtijd te gunnen voor de door haar opgevoerde en door OGM onvoldoende betwiste termijn van 14 dagen. Het aantreffen van de bodemverontreiniging kan tegen de achtergrond van dat voorbehoud immers worden aangemerkt als een omstandigheid die voor rekening van OGM komt waardoor van [X] niet kan worden gevergd dat zij aan de overeengekomen termijn gehouden wordt in de zin van artikel 8.4 van de overeenkomst.