In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [geïntimeerde] tot verwijdering van zoekresultaten van Google. Het verzoek was gebaseerd op artikel 17 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), dat het recht op vergetelheid regelt. [geïntimeerde] stelde dat de zoekresultaten, die verwezen naar een website met negatieve informatie over haar, onterecht waren en haar privacy schonden. Google verweerde zich door te stellen dat de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk was voor de uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie, wat volgens hen zwaarder woog dan de privacybelangen van [geïntimeerde].
Het hof oordeelde dat Google als verwerkingsverantwoordelijke handelde in overeenstemming met de AVG en dat de zoekresultaten relevant waren voor het publiek, vooral voor huidige en potentiële patiënten van [geïntimeerde]. Het hof benadrukte dat de informatie feitelijk van aard was en niet onnodig grievend. De belangenafweging tussen het recht op privacy van [geïntimeerde] en het recht op informatie van het publiek viel in het voordeel van Google uit. Het hof concludeerde dat het verzoek van [geïntimeerde] tot verwijdering van de zoekresultaten moest worden afgewezen, en vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij verzoeken om verwijdering van persoonsgegevens, waarbij het recht op vrije meningsuiting en informatie niet lichtvaardig mag worden ingeperkt. Het hof wees [geïntimeerde] ook in de kosten van het geding, wat de gevolgen van de uitspraak onderstreept.