ECLI:NL:GHAMS:2020:1801
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaak na lange tijdsverloop
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof bevestigde in 2004 het vonnis, maar de Hoge Raad vernietigde dit arrest in 2019 en verwees de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling.
Tijdens de herbehandeling heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie vorderde. De advocaat-generaal stelde dat vervolging niet langer opportuun was, gezien het lange tijdsverloop sinds het oorspronkelijke vonnis en het feit dat er geen pogingen zijn ondernomen om het verstekarrest aan de verdachte te betekenen. Het hof was het eens met deze vordering en oordeelde dat de voortzetting van de strafvervolging niet langer opportuun was.
Het hof heeft daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. Dit leidde tot de vernietiging van het vonnis waarvan beroep, en het hof deed opnieuw recht door het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn strafvervolging. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 19 juni 2020.