ECLI:NL:GHAMS:2020:1799

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
23-004310-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en bedreiging van een hulpverlener

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 december 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging van een hulpverlener op 18 januari 2018 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het vastpakken van de hulpverlener bij de kraag, het dichtknijpen van de keel, het duwen over de reling en het trappen tegen het lichaam van de hulpverlener. Daarnaast werd de verdachte verweten de hulpverlener te hebben bedreigd met de woorden: "Je weet niet wie ik ben. Ik gooi je naar beneden. Ik maak je dood."

Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling en bedreiging, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen en een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij, de hulpverlener, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte € 350,00 moest betalen voor immateriële schade, maar wees het resterende deel van de vordering af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor hulpverleners om hun werk zonder agressie te kunnen uitvoeren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004310-18
datum uitspraak: 3 juli 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701104-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door een of meermalen
- bij de kraag van die [benadeelde] vast te pakken en/of
- ( vervolgens) de keel van die [benadeelde] dicht te knijpen en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde] hard over de reling van de galerij te duwen en/of
- ( vervolgens) op/tegen de be(e)n(en), in elk geval het lichaam, van die [benadeelde] te trappen en/of te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet niet wie ik ben. Ik gooi je naar beneden. Ik maak je dood.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Voorwaardelijk verzoek horen getuige [getuige]
Het hof wijst het op de terechtzitting in hoger beroep door de verdediging gedane voorwaardelijke verzoek om – mocht het hof tot een bewezenverklaring komen - [getuige] als getuige te doen horen af.
De enkele omstandigheid dat de verdediging de betrouwbaarheid van deze getuige in twijfel trekt, omdat zij bij de aangifte aanwezig was, is onvoldoende reden om [getuige] te (laten) horen. Ter verdere onderbouwing heeft de raadsman aangevoerd dat hij deze getuige wil horen over het dichtknijpen van de keel van aangever en over de onduidelijkheid in haar verklaring over het duwen over de galerij/reling. Het hof acht het dichtknijpen van de keel niet bewezen en is van oordeel dat de verklaring van de getuige over het duwen over de galerij/reling voldoende duidelijk is. Het hof acht zich op dit punt voldoende voorgelicht. De verklaring van de getuige is ook niet van zodanig gewicht dat het niet horen van deze getuige een ongeoorloofde inbreuk op het ondervragingsrecht van de verdachte zoals neergelegd in artikel 6, derde lid, aanhef en onder d, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) oplevert. Onder die omstandigheden acht het hof, gelet op de aan het verzoek ten grondslag liggende onderbouwing, de noodzaak niet aanwezig tot het doen horen van de gevraagde getuige.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 januari 2018 te Amsterdam, [benadeelde] heeft mishandeld door deze een of meermalen
- bij de kraag vast te pakken en
- hard over de reling van de galerij te duwen en
- tegen het been van die [benadeelde] te trappen;
2.
hij op 18 januari 2018 te Amsterdam, [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Je weet niet wie ik ben. Ik gooi je naar beneden. Ik maak je dood."
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en bedreiging van een medewerker van de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam die samen met een collega een bezoek bracht aan de woning waar ook de verdachte verbleef. De verdachte heeft het slachtoffer bij de kraag gepakt, hem een stuk over de reling geduwd, tegen het been getrapt en daarbij gedreigd hem naar beneden te gooien en hem dood te maken. Geweldsdelicten versterken gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en kunnen bij slachtoffers langdurig angstgevoelens veroorzaken. Het slachtoffer heeft blijkens de toelichting op de vordering van de benadeelde partij na het incident onder meer last gehad van nachtmerries, herbelevingen en gevoelens van onveiligheid.
Het hof rekent het verdachte aan dat hij, zonder dat hij daarvoor verantwoording heeft willen nemen, een hulpverlener heeft mishandeld en bedreigd. Hulpverleners moeten hun werk kunnen doen, zonder met agressie geconfronteerd te worden.
Het hof houdt rekening met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte sinds
hij deze feiten ruim twee jaar geleden beging en het gegeven dat de verdachte inmiddels weer het benodigde evenwicht in zijn leven lijkt te hebben hervonden en er zich verder, blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 juni 2020, geen soortgelijke incidenten meer hebben voorgedaan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof acht het feit te ernstig om te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals subsidiair bepleit door de raadsman.
Het hof acht, alles afwegende, daarnaast een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 783,69. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de materiële schade toegewezen tot een bedrag van € 224,69. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 559,00 is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het oorspronkelijke schadebedrag. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van € 350,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is zal de gevorderde immateriële schade worden afgewezen.
De gestelde schade aan de jas is gemotiveerd betwist. Deze schade kan daarom niet zonder nadere bewijsvoering van de kant van de benadeelde partij worden toegewezen. Het hof is van oordeel dat verdere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
350,00 (driehonderdenvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst af het resterende deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding.
Verklaart de benadeelde partij voor het materiële deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 350,00 (driehonderdenvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 7 (zeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 18 januari 2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2020.
Mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]