ECLI:NL:GHAMS:2020:1798

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
3 juli 2020
Zaaknummer
23-001070-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland inzake winkeldiefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 maart 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1972, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal had eenzelfde straf gevorderd, maar het hof heeft, na afweging van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, besloten om de voorwaardelijke gevangenisstraf te handhaven. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de problematiek van de verdachte en de ondersteuning die hij ontvangt van hulpverleners. Het hof heeft ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting in acht genomen, waarbij het in het algemeen passend acht om bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Echter, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte, heeft het hof besloten om de eerder opgelegde straf te handhaven en de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen te gelasten. Het hof heeft de vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof heeft de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001070-19
datum uitspraak: 19 juni 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 maart 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-266508-18, 15-019893-18 (TUL) en 15-092558-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de daarbij behorende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een zelfde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van voedsel. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers veel hinder en schade oplevert. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het desbetreffende winkelbedrijf.
Bij de strafoplegging neemt het hof de binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting voor een feit als het onderhavige in aanmerking. Volgens die oriëntatiepunten is voor een diefstal waarbij sprake is van recidive, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, waaronder de problematiek op verschillende leefgebieden en de ondersteuning die de verdachte momenteel krijgt en aanvaardt van de ambulante begeleiders van het Leger des Heils en de praktijkondersteuner van de GGZ.
Gelet hierop acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, nu dit de door verdachte ingezette, voorzichtig positieve ontwikkeling kan doorkruisen. Het hof zal derhalve, in navolging van de politierechter, volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf moet voor verdachte als stok achter de deur dienen om de ingeslagen positieve weg voort te zetten en hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, de door de politierechter opgelegde straf passend en geboden, en zal deze in hoger beroep opnieuw opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2018 (parketnummer 15/019893-18) opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2018 (parketnummer 15/092558-18) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof zal, op grond van dezelfde overwegingen als hiervoor gegeven ten opzichte van de op te leggen straf, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2018, parketnummer 15-019893-18, te weten van: een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2018 met parketnummer 15-092558-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week: een
taakstrafvoor de duur van
14 (veertien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2020.
Mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]