In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 8 april 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Roemenië in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof twee incidenten van diefstal van levensmiddelen in Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen of alleen goederen had weggenomen die toebehoorden aan een winkelbedrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 8 dagen voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 8 dagen gevorderd, maar het hof besloot tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van winkeldiefstal op winkeliers, en paste de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toe.