ECLI:NL:GHAMS:2020:1794
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vaststelling beslagvrije voet voor in Hongarije wonende Nederlander in verband met tenuitvoerlegging van verstekvonnis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van een beslagvrije voet voor een in Hongarije wonende Nederlander, [geïntimeerde], in verband met de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis van 11 juli 1996. De appellant, Interbank N.V., had executoriaal derdenbeslag gelegd op de WAO-uitkering van [geïntimeerde]. De kantonrechter had eerder een beslagvrije voet vastgesteld van € 2.317,- netto per maand, maar Interbank ging hiertegen in beroep. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld over de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging en de geldigheid van het beslag, en dat deze punten niet ter beoordeling stonden in de procedure over de beslagvrije voet. Het hof stelde vast dat [geïntimeerde] buiten de WAO-uitkering geen middelen van bestaan had en dat de beslagvrije voet opnieuw moest worden vastgesteld. Uiteindelijk werd de beslagvrije voet vastgesteld op € 1.637,27 netto per maand, ingaande op 31 juli 2020, zonder terugwerkende kracht. Interbank werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.