ECLI:NL:GHAMS:2020:1766

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
200.159.002/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget in het kader van enquêterecht met betrekking tot SNS Reaal N.V. en de Volksbank N.V.

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 22 juni 2020, wordt het verzoek behandeld van de onderzoekers naar het beleid en de gang van zaken van SNS Reaal N.V. en de Volksbank N.V. om het budget voor hun onderzoek te verhogen. De Ondernemingskamer had eerder een onderzoek bevolen en een maximum bedrag van € 2.300.000 vastgesteld voor de kosten van dit onderzoek. De onderzoekers hebben nu verzocht om dit bedrag te verhogen tot € 3.000.000, inclusief btw, vanwege onvoorziene kosten die zijn ontstaan door de complexiteit van het onderzoek en de benodigde ondersteuning van het secretariaat.

De Ondernemingskamer heeft in haar overwegingen de redenen van de onderzoekers voor de budgetverhoging besproken. De onderzoekers hebben aangegeven dat de kosten voor het secretariaat en IT-diensten hoger zijn uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Ook is er meer tijd nodig voor het onderzoek dan eerder ingeschat. De verweersters, SNS Reaal c.s., hebben bezwaren geuit tegen de verhoging van het budget, maar de Ondernemingskamer oordeelt dat het verzoek van de onderzoekers toereikend is onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de Ondernemingskamer besloten het verzoek tot verhoging van het budget toe te wijzen en het maximum bedrag vast te stellen op € 3.000.000. De kosten van het onderzoek komen ten laste van SNS Reaal N.V. en de Volksbank N.V., die ook zekerheid moeten stellen voor de betaling van dit bedrag. De beschikking is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.159.002/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 22 juni 2020
inzake
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS,
gevestigd te Den Haag,
2.
[A],
wonende te [....] ,
3.
[B],
wonende te [....] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [....] ,
5.
[D],
wonende te [....] ,
6.
[E],
wonende te [....] ,
7.
[F],
wonende te [....] ,
8.
[G],
wonende te [....] ,
VERZOEKERS,
advocaten:
mr. P.W.J. Coenen, kantoorhoudende te Den Haag, en
mrs. G.T.J. Hoffen
J.M.K.P. Cornegoor, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
t e g e n
1. de naamloze vennootschap
SRH N.V. (voorheen genaamd SNS REAAL N.V.),
gevestigd te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V. (voorheen genaamd SNS BANK N.V.),
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mrs. H.J. de Kluiver,
P.N. Ploegeren
J.L. van der Schrieck, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.DE STAAT DER NEDERLANDEN,

gevestigd te Den Haag,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. R.G.J. de Haan, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
2. de stichting
STICHTING BEHEER SNS REAAL,
gevestigd te Utrecht,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. S. Perricken
I. Spinath, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
3. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR BEHEER FINANCIËLE INSTELLINGEN,
gevestigd te Den Haag,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mrs. A.R.J. Croiset van Uchelenen
A.J.F. de Bruijn, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
4. de stichting
RESTITUTIE ONTEIGENDE OBLIGATIEHOUDERS SNS STICHTING,
gevestigd te Amsterdam,
5.
[H],
wonende te [....] ,
6.
[I],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mrs. K. Ruttenen
J.R. Hurenkamp, beiden kantoorhoudende te Utrecht,
e n t e g e n

7.[J] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: voorheen mr. A.R. Oosthout, kantoorhoudende te Leiden, thans zonder advocaat
.
1.
Het verloop van het geding
1.1
Partijen worden hierna als volgt aangeduid:
  • verzoekers met VEB c.s.;
  • verweersters sub 1 en 2 gezamenlijk met SNS Reaal c.s.;
  • belanghebbende sub 1 met de Staat;
  • belanghebbende sub 2 met Stichting Beheer;
  • belanghebbende sub 3 met NLFI;
  • belanghebbenden sub 4 tot en met 6 gezamenlijk met ROOS c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 26 juli 2018, 2 augustus 2018, 21 september 2018 en 7 november 2018 en naar de beschikkingen van de raadsheer-commissaris in deze zaak van 26 februari 2019 en 4 juni 2019.
1.3
Bij de beschikkingen van 26 juli 2018 en 2 augustus 2018 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van SNS Reaal c.s. over de periode vanaf 1 juli 2006 tot 1 februari 2013 en heeft zij:
  • dr. F.J.G.M. Cremers te Oegstgeest, mr. F.D. Stibbe te Amsterdam en mr. E.M. Jansen Schoonhoven MBA te Den Haag benoemd teneinde het onderzoek te verrichten;
  • deze onderzoekers opgedragen, onder aanhouding van de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten, om een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te zenden;
  • bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van SNS Reaal c.s. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoekers voor de aanvang van hun werkzaamheden zekerheid dienen te stellen.
1.4
De onderzoekers hebben een plan van aanpak en een begroting voor de kosten van het onderzoek, met bijlagen, aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.5
Bij de beschikking van 7 november 2018 heeft de Ondernemingskamer het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 2.300.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen.
1.6
De onderzoekers hebben bij op 11 mei 2020 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met bijgevoegde kostenoverzichten de Ondernemingskamer verzocht om het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen tot € 3.000.000, te vermeerderen met btw.
1.7
Van de door de Ondernemingskamer geboden gelegenheid zich over het verzoek van de onderzoekers uit te laten, is gebruik gemaakt door:
  • mr. D.H. Tilanus, kantoorgenoot van mr. De Haan, namens de Staat, op 15 mei 2020;
  • mr. Croiset van Uchelen namens NLFI, op 19 mei 2020;
  • mr. Rutten namens ROOS c.s., op 19 mei 2020;
  • mr. Spinath namens Stichting Beheer, op 19 mei 2020;
  • mr. Cornegoor namens VEB c.s., op 20 mei 2020;
  • mr. Ploeger namens SNS Reaal c.s., op 20 mei 2020.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De onderzoekers hebben hun budgetverhogingsverzoek toegelicht door te wijzen op de in hun tussentijdse rapportage van 13 maart 2020 genoemde redenen voor het hoger dan verwacht uitvallen van de kosten van het onderzoek. Als meest significante oorzaak noemen zij de kosten van het secretariaat, dat naast het verrichten van coördinatiewerkzaamheden en het uitwerken van verslagen, ook een inhoudelijke bijdrage aan het onderzoek levert en (waar mogelijk) werk van hen wegneemt door een grote verscheidenheid aan werkzaamheden. Niet alleen wordt aldus een omvangrijker beroep gedaan op het secretariaat, maar ook wordt een meer senior-rol van de secretaris verlangd dan oorspronkelijk voorzien, hetgeen hogere uurtarieven rechtvaardigt. Waar mogelijk wordt de secretaris ondersteund door junior-medewerkers voor wie lagere tarieven worden gehanteerd. Een andere door de onderzoekers genoemde oorzaak van overschrijding van het begrote onderzoeksbudget zijn de kosten van IT-diensten. Deze bestaan uit kosten voor het beheer van de dataroom en voor twee door de onderzoekers ingeschakelde IT-bedrijven. Buiten de eerder door de onderzoekers begrote kosten vallen de kosten die voor de procedures voor de raadsheer-commissaris en voor adviseurs dienden te worden gemaakt. Ook moet verwacht worden dat de onderzoekers meer tijd aan het onderzoek dienen te besteden dan begroot, hetgeen niet zal kunnen worden opgevangen door de begrote ‘onvoorziene kosten’. Zij hebben een beschrijving gegeven van de stand waarin het onderzoek zich bevindt en welke werkzaamheden nog dienen te worden verricht; het onderzoek is volgens hen complexer en meer omvattend gebleken dan aanvankelijk gedacht.
2.2
Van de in 1.7 genoemde partijen, hebben alleen SNS Reaal c.s. bezwaren geuit tegen het verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget. Aangezien de onderzoekers reeds vergevorderd zijn met hun onderzoek en gelet op de aanzienlijke omvang van de verzochte verhoging, menen SNS Reaal c.s. dat de verzochte verhoging een nadere motivering behoeft. Volgens SNS Reaal c.s. bevatten de kostenoverzichten van de onderzoekers geen specificatie van de aard en omvang van de reeds verrichte werkzaamheden. Verder ontbreekt een beschrijving van de werkzaamheden die reeds zijn uitgevoerd en nog dienen te worden uitgevoerd door het secretariaat en de daarvoor te hanteren (uur)tarieven. Daarnaast is opgevallen dat de onderzoekers driemaal kosten voor de aanschaf en het bestuderen van het Handboek Marktmisbruik hebben opgevoerd. Zonder een nadere toelichting door de onderzoekers zijn SNS Reaal c.s. niet in staat zich een deugdelijk oordeel te vormen over (de redelijkheid van) de verzochte verhoging. De Ondernemingskamer dient die nadere toelichting op te vragen alvorens op het verzoek te kunnen beslissen. In elk geval zal het verzoek slechts kunnen worden toegewezen tot een bedrag dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de adequate afronding van het onderzoek, aldus SNS Reaal c.s.
2.3
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Het verzoek van de onderzoekers strekt tot verhoging van het budget, niet tot vaststelling van de (tot heden) gemaakte kosten van het onderzoek. Na deponering van het onderzoeksverslag zal de Ondernemingskamer de vergoeding van de onderzoekers vaststellen en bij die gelegenheid kunnen partijen zich uitlaten over de alsdan door de onderzoekers te verschaffen specificatie van de in verband met het onderzoek gemaakte kosten. Desgewenst kan in dat stadium op detailniveau aan de orde worden gesteld of de kosten in redelijkheid zijn gemaakt, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanschaf en het bestuderen van drie exemplaren van het Handboek Marktmisbruik voor de drie onderzoekers.
2.4
De Onderzoekers hebben ter beoordeling van het thans aan de orde zijnde verzoek tot verhoging van het budget toereikend inzicht verschaft in de kosten van hun reeds verrichte werkzaamheden en de redenen waarom het eerder vastgestelde budget ontoereikend is. Meer in het bijzonder is toereikend toegelicht dat de ondersteunende werkzaamheden door secretarissen van de onderzoekers omvangrijker en complexer zijn dan aanvankelijk begroot. Uit het verhogingsverzoek blijkt ook voldoende welke werkzaamheden de onderzoekers zelf nog moeten verrichten voordat het onderzoeksverslag gereed is. Nu het verzoek de Ondernemingskamer niet onredelijk voorkomt en geen van de overige partijen bezwaar daartegen heeft gemaakt, zal de Ondernemingskamer het verzoek toewijzen als hierna te vermelden.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 26 juli 2018 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van SRH N.V. (voorheen genaamd SNS Reaal N.V.) en de Volksbank N.V. (voorheen genaamd SNS Bank N.V.) ten hoogste mag kosten tot € 3.000.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van SRH N.V. (voorheen genaamd SNS Reaal N.V.) en de Volksbank N.V. (voorheen genaamd SNS Bank N.V.) en dat zij ten behoeve van de onderzoekers op hun verzoek en op de door hen te bepalen wijze (aanvullende) zekerheid dienen te stellen voor de betaling van (de verhoging van) dit bedrag;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en drs. C. Smits-Nusteling RC en drs. J.S.T. Tiemstra RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2020.