ECLI:NL:GHAMS:2020:1677

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
200.246.194/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van reisorganisator voor schade door zoekraken van bagage tijdens transfer

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de reisorganisator Sunweb voor schade die de appellant heeft geleden door het zoekraken van zijn rolkoffer tijdens een overeengekomen transfer van de luchthaven naar de verblijfsaccommodatie. De appellant heeft een pakketreisovereenkomst gesloten met Sunweb, waarbij hij en zijn reisgenote een reis van Amsterdam naar Girona met terugvlucht vanaf Barcelona hebben geboekt, inclusief vervoer tussen de luchthavens en de accommodatie. Tijdens de terugreis is de rolkoffer van de appellant zoekgeraakt, wat heeft geleid tot een vordering van € 1.730,- aan schadevergoeding.

Het hof heeft vastgesteld dat Sunweb zich redelijke inspanningen heeft getroost om het verloren gaan van de rolkoffer te voorkomen, maar dat zij niet aansprakelijk is voor de schade. De verplichting tot het vervoeren en afleveren van de rolkoffer houdt in dat Sunweb en de vervoerder redelijke maatregelen moeten nemen om het risico van verlies te beperken, maar niet dat zij het verlies onder alle omstandigheden moeten voorkomen. Het hof oordeelt dat Sunweb aan deze verplichting heeft voldaan en dat de schade het gevolg is van overmacht, aangezien de rolkoffer verloren is gegaan door diefstal, wat niet te vermijden was ondanks de genomen voorzorgsmaatregelen.

De appellant heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd tegen de afwijzing van zijn vordering door de kantonrechter, maar het hof oordeelt dat deze grieven falen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.246.194/01
zaaknummer rechtbank (Noord-Holland) : 6514015 \ CV EXPL 17-11046
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 juni 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. R.P. Groot te IJmuiden,
tegen
SUNWEB GROUP NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D.E. Kocer te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Sunweb genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 5 september 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, hierna ‘de kantonrechter’, van 27 juni 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen hem als eiser en Sunweb – destijds genaamd Sundio Group B.V. – als gedaagde.
Het hof heeft vervolgens bij arrest van 9 oktober 2018 een comparitie van partijen bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 4 februari 2019. Van de desbetreffende zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat tot de gedingstukken behoort.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, met twee producties.
Bij rolbeslissing van 6 augustus 2019 heeft het hof op verzoek van [appellant] wederom een comparitie van partijen bevolen. Bij gelegenheid van de daartoe bepaalde zitting hebben partijen op vraag van het hof ermee ingestemd die zitting te benutten voor pleidooien in plaats van voor een comparitie.
Partijen hebben de zaak aldus ter zitting van 12 februari 2020 doen bepleiten door hun in de aanhef van dit arrest genoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben voorts enige vragen van het hof beantwoord.
[appellant] heeft geconcludeerd, kort gezegd en naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – zijn vordering zoals in eerste aanleg ingesteld zal toewijzen, met veroordeling van Sunweb in de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, met inbegrip van nakosten.
Sunweb heeft geconcludeerd, kort gezegd en naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.3, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat het mede acht zal slaan op enkele andere, hierna te noemen, feiten die tussen partijen niet in geschil zijn.

3.Beoordeling

3.1.
Kern van de zaak is de vraag of Sunweb, als reisorganisator, tegenover [appellant] aansprakelijk is voor de schade die deze heeft geleden als gevolg van het zoekraken van een rolkoffer met inhoud tijdens een door Sunweb georganiseerde vakantiereis. Aanleiding tot deze vraag zijn, verkort weergegeven, de volgende feiten.
3.2.
Partijen zijn in augustus 2016 een pakketreisovereenkomst aangegaan. Daarbij heeft Sunweb zich verbonden aan [appellant] en diens reisgenote een reis te verschaffen bestaande uit luchtvervoer van Amsterdam naar Girona met terugvlucht vanaf Barcelona, verblijf in een tweekamerappartement in Blanes, Spanje, van 25 augustus 2016 tot 1 september 2016, en vervoer tussen de betrokken luchthavens en de verblijfsaccommodatie. De reissom samen met reserveringskosten en een bijdrage ten behoeve van het Calamiteitenfonds Reizen bedroeg € 875,50.
3.3.
[appellant] en zijn reisgenote hebben bovenbeschreven reis daadwerkelijk gemaakt. Op 1 september 2016 zijn zij vanaf een busstation gelegen in de buurt van hun verblijfsaccommodatie per bus vervoerd naar de luchthaven van Barcelona voor de terugvlucht naar Amsterdam. Bij aankomst op die luchthaven is de rolkoffer met de reisbagage van [appellant] niet aangetroffen in het bagageruim van de bus. Navraag bij hotels waarbij onderweg naar de luchthaven was gestopt, heeft niet tot terugvinden van de koffer en bagage geleid. [appellant] heeft vóór terugkeer naar Nederland bij de Spaanse politie aangifte van vermissing daarvan gedaan.
3.4.
[appellant] stelt zich op het standpunt dat Sunweb is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst tussen partijen en daarom aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van het zoekraken van bovenbedoelde rolkoffer met inhoud. Die schade heeft hij begroot op € 1.730,-. Sunweb heeft ontkend voor de gestelde schade aansprakelijk te zijn. [appellant] heeft Sunweb daarop in rechte betrokken en haar veroordeling gevorderd tot betaling aan hem van € 1.730,-, met wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.5.
Bij het bestreden vonnis is de vordering van [appellant] afgewezen. Tegen deze beslissing en de overwegingen waarop zij berust, heeft [appellant] vijf grieven aangevoerd. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Anders dan daardoor wordt betoogd, is ook het hof van oordeel dat de vordering niet toewijsbaar is. De grieven falen dus. Hiertoe is het volgende bepalend.
3.6.
Tussen partijen staat vast dat het vervoer van de rolkoffer met inhoud vanaf het onder 3.3 bedoelde busstation naar de luchthaven van Barcelona, gelijktijdig met het vervoer van [appellant] zelf en zijn reisgenote, was begrepen in de overeengekomen pakketreis. Vast staat voorts dat Sunweb voor het desbetreffende vervoer gebruik heeft gemaakt van een bus met een afzonderlijk bagageruim, dat [appellant] de rolkoffer vóór vertrek vanaf het busstation in dat bagageruim mocht of moest plaatsen en dat het openen en sluiten van het ruim tijdens de rit werd verzorgd door de vervoerder die Sunweb had ingeschakeld. Onder deze omstandigheden mocht [appellant] op grond van de pakketreisovereenkomst tussen partijen en het bepaalde in artikel 7:507, eerste lid, BW (oud) redelijkerwijs verwachten dat Sunweb zijn rolkoffer met inhoud, nadat hij deze in het bagageruim van de bus had geplaatst, zou vervoeren naar en zou afleveren bij de luchthaven van Barcelona. Sunweb was hiertoe dus verplicht.
3.7.
Daarin ligt echter niet besloten dat [appellant] redelijkerwijs mocht verwachten dat Sunweb zou waarborgen dat de rolkoffer met inhoud, na in het genoemde bagageruim te zijn geplaatst, zoals [appellant] stelt te hebben gedaan, niet door diefstal of ander onheil verloren zou gaan. De verplichting tot het vervoeren en afleveren van de rolkoffer met inhoud bracht mee dat Sunweb en de vervoerder van wiens hulp zij bij de uitvoering van die verplichting gebruik maakte, wiens gedragingen aan Sunweb moeten worden toegerekend, zich redelijke inspanningen getroostten om het verloren gaan daarvan te voorkomen. Die inspanningen vereisten niet dat Sunweb het verloren gaan van de rolkoffer door diefstal of ander onheil onder alle omstandigheden diende te verijdelen, maar wel dat zij redelijke maatregelen nam om het risico van verloren gaan tijdens het vervoer te beperken, zonder dat van haar mocht worden verwacht dat zij dat risico geheel zou wegnemen. Voor het aannemen van een meeromvattende verplichting is geen grond.
3.8.
Sunweb heeft zich ten aanzien van de rolkoffer met inhoud van [appellant] redelijke inspanningen zoals hierboven bedoeld getroost en is, het zoekraken van die rolkoffer ten spijt, dus niet in de nakoming van de pakketreisovereenkomst tussen partijen tekortgeschoten. Allereerst staat als onweersproken vast dat het bagageruim van de bus waarin [appellant] de rolkoffer volgens zijn stelling had geplaatst, telkens is gesloten nadat dat ruim bij tussenstops tijdens de rit was geopend om daarin bagage te plaatsen van na [appellant] en diens reisgenote ingestapte reizigers. Bovendien staat vast dat het vervoer vanaf de eerste tussenstop volgend op het instappen van [appellant] en diens reisgenote, is begeleid door een reisbegeleidster van Sunweb, die bij volgende tussenstops uit de bus is gestapt en die bij het inladen van de bagage van later ingestapte reizigers aanwezig is geweest. Ten slotte heeft [appellant] , op wiens weg dit had gelegen, geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het bagageruim van de bus tijdens de rit zonder toezicht geopend is geweest op een of meer plaatsen waar een ernstig risico op diefstal kon worden vermoed, bijvoorbeeld wegens de omgeving waarin die plaats of plaatsen zich bevonden. Met het sluiten van het bagageruim en de aanwezigheid van een uitstappende reisbegeleidster, beide zoals hiervoor beschreven, heeft Sunweb de in de gegeven omstandigheden van haar te verwachten redelijke maatregelen genomen om het risico van verloren gaan van de rolkoffer met inhoud van [appellant] te beperken, ook als de reisbegeleidster die rolkoffer tijdens tussenstops niet voortdurend in het oog zou hebben gehad.
3.9.
De hierboven genoemde maatregelen brengen mee dat, ook als in weerwil van het bovenstaande wegens het enkele zoekraken van de rolkoffer met inhoud zou moeten worden aangenomen dat Sunweb is tekortgeschoten in de nakoming van de pakketreisovereenkomst tussen partijen, Sunweb op grond van het bepaalde in artikel 7:507, tweede lid, aanhef en onder c, BW (oud) niet aansprakelijk is voor de schade van [appellant] . In dat geval namelijk is de tekortkoming te wijten aan overmacht zoals bedoeld in artikel 7:504, derde lid onder b, BW (oud), omdat de door [appellant] gestelde diefstal een in die bepaling bedoelde omstandigheid betreft waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden, en Sunweb zich in eerste aanleg op overmacht heeft beroepen. Sunweb is evenmin voor de schade van [appellant] aansprakelijk op grond van een tekortkoming van Sunweb in de nakoming van een overeenkomst van bewaarneming tussen partijen zoals bedoeld in artikel 7:600 BW, waarop [appellant] in hoger beroep een beroep doet, alleen al omdat [appellant] geen voldoende feiten heeft gesteld waaruit volgt dat partijen, in aanmerking genomen elkaars verklaringen en gedragingen en hetgeen zij daaruit over en weer hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden, behalve de pakketreisovereenkomst een overeenkomst van bewaarneming zijn aangegaan. Het vervoer van de rolkoffer met inhoud maakte deel uit van de pakketreisovereenkomst, hield niet in het toevertrouwen van een zaak aan een derde om deze te bewaren zoals bedoeld in artikel 7:600 BW en levert niet op een overeenkomst van bewaarneming.
3.10.
De slotsom uit het bovenstaande is dat het hoger beroep tevergeefs is ingesteld en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven, zodat zijn bewijsaanbod in de memorie van grieven, als niet ter zake dienend, wordt gepasseerd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Sunweb begroot op € 726,- aan verschotten en € 2.277,- voor salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, J.C. Toorman en F.J. Verbeek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2020.