Uitspraak
:[adres],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een vordering tot verlof tenuitvoerlegging van lijfsdwang, ingediend door de advocaat-generaal op 15 maart 2019. De vordering was gebaseerd op artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en had betrekking op een openstaande betalingsverplichting van € 27.026,43, voortvloeiend uit een eerdere ontnemingsmaatregel. De veroordeelde, geboren in 1970, was bijgestaan door mr. S. Konya, advocaat te Amsterdam.
De advocaat-generaal heeft tijdens de behandeling van de vordering in raadkamer op 15 mei 2020 gevorderd dat de vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang zou worden afgewezen. Dit verzoek was gebaseerd op de verwachting dat de veroordeelde geruime tijd in detentie zou verblijven vanwege een andere strafzaak. De raadsman van de veroordeelde heeft eveneens verzocht om afwijzing van de vordering.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen en besloten de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang af te wijzen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier, mr. A.N. Biersteker.