In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een besloten vennootschap in liquidatie, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en exporteren van goederen aan Iraanse entiteiten zonder de vereiste vergunningen, in strijd met de Sanctiewet 1977 en Verordening (EU) 267/2012. De zaak betreft twee zendingen: de eerste betrof O-ringen van fluorelastomeren (Viton) en de tweede een PTFE-ring. De verdachte had op de hoogte moeten zijn van de afwijzing van de vergunningsaanvraag voor de tweede zending, maar heeft desondanks geen actie ondernomen om de zending te stoppen. Het hof oordeelde dat de goederen niet als geëxporteerd konden worden beschouwd, omdat ze het douanegebied van de Unie niet hadden verlaten. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlasteleggingen, maar het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld door de goederen zonder vergunning te verkopen aan een Iraanse entiteit. Ondanks de overtredingen werd er geen straf of maatregel opgelegd, omdat de verdachte niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld en inmiddels was geliquideerd.