ECLI:NL:GHAMS:2020:1652

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
23-004427-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwaarlozing van huisdieren en de verantwoordelijkheid van de houder

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het onthouden van de nodige verzorging aan zijn honden en baardagamen. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van het onthouden van zorg aan vissen, maar het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat betrekking had op deze vrijspraak. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter met betrekking tot de honden en baardagamen, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte zijn verantwoordelijkheid als houder van deze dieren niet had waargemaakt.

De zaak kwam aan het licht na meldingen van verwaarlozing. Bij controle door de politie werden de honden en baardagamen in een verwaarloosde toestand aangetroffen. De verdachte had geprobeerd de zorg voor zijn huisdieren over te dragen aan anderen, maar het hof oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat deze overdracht op zorgvuldige wijze had plaatsgevonden. De getuigenverklaringen wezen uit dat de zorg voor de dieren niet adequaat was, en de verdachte bleef verantwoordelijk voor hun welzijn.

Het hof benadrukte dat het houden van dieren niet vrijblijvend is en dat de houder te allen tijde verantwoordelijk is voor de gezondheid en het welzijn van zijn dieren, zoals vastgelegd in de Wet Dieren. De verbeurdverklaring van de in beslag genomen dieren werd bevestigd, en het hof hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, die onduidelijk waren, wat de kans op een goede verzorging van de dieren in de toekomst betrof.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004427-17
datum uitspraak: 29 mei 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-153727-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van het impliciet cumulatief ten laste gelegde onthouden van de nodige verzorging aan vissen. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat:
- het hof de opsomming van bewijsmiddelen vervangt door onderstaande bewijsmiddelen en
- in hoger beroep gevoerde verweren bespreekt.
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (dieren). Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal met nummer PL1100-2017118429-2 van 9 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 7-10].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één van hen):
Op vrijdag 9 juni 2017 omstreeks 14.15 uur kregen wij verbalisanten de melding te gaan naar het adres [adres 3] . Aldaar zouden twee honden in de woning zitten die tegen de ramen op zouden springen en de eigenaar van de honden zou al enige dagen niet in en om de woning gezien zijn. Op genoemd adres bleek te staan ingeschreven: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats 1] .
Op aanbellen werd niet opengedaan. Wij zagen dat de hond het gordijn opzij duwde en wij hoorde hem opgewonden piepen.
Ik, [verbalisant 2] , belde aan bij de woning [adres 2] . Deze woning is gelegen direct naast nummer [nummer 1] . Ik zag dat de deur werd geopend door een man. Ik vroeg hem wanneer hij voor het laatst [verdachte] bij zijn woning had gezien. Ik hoorde hem zeggen dat hij [verdachte] voor het laatst afgelopen weekend had gezien en dat de honden vanaf die tijd in de woning zaten. Ik hoorde dat hij verklaarde dat er dinsdag een man bij de woning had gezien die mogelijk voor de honden zou zorgen en dat hij het kenteken van zijn auto had genoteerd. Het kenteken betrof [kenteken] . Ik hoorde hem zeggen dat hij na die tijd niemand meer had gezien en dat hij zich zorgen maakte of de honden wel water en eten hadden.
Ik, [verbalisant 2] , heb genoemd kenteken [kenteken] bevraagd. Ik zag dat de tenaamgestelde van dit voertuig bleek te zijn: [naam 1] .
In de woning van [verdachte] werden twee honden aangetroffen, beiden vermoedelijke kruisingen Amerikaanse Staffords. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de teef lange nagels had. Wij roken een zeer sterke geur van hondenuitwerpselen en de sterke geur van ammoniak. Wij zagen dat er in de woonkamer verspreid meerdere uitwerpselen en plekken met urine lagen. Wij zagen dat er geen voer in de aanwezige bakken zat.
Tevens zag ik dat er een terrarium stond met daarin drie reptielen van het soort baardagame. Ik zag dat deze dieren doodstil zaten, ik zag dat er geen water aanwezig was en dat er een bakje met wat beschimmeld voer stond. De medewerkster van de dierenambulance verklaarde mij dat ze verstand had van dit soort dieren en dat ze vermoedelijk te koud waren geworden en dat ze daardoor niet bewogen en niet goed van kleur waren.
Terwijl wij bij en in de woning van [verdachte] waren zag ik, [verbalisant 1] , dat er een man op ons
af kwam lopen. Dit bleek later te zijn de eerder in dit proces-verbaal vernoemde [naam 1]
. Ik hoorde dat hij verklaarde dat [verdachte] niet aan hem had gevraagd voor de honden te zorgen, want anders had hij dit wel gedaan. Ik, [verbalisant 1] , vroeg [naam 1] naar de zorg voor de reptielen en de vissen, hij zei dat hij dinsdag de vissen nog had gevoerd maar dat hij niet wist wat de baardagame moesten eten.
Ik, [verbalisant 2] , heb telefonisch contact gehad met [verdachte] . Ik legde hem uit dat zijn honden in beslag waren genomen en onder welke omstandigheden zij uit zijn huis waren gehaald. [verdachte] zei dat hij snapte dat de honden uit zijn huis waren weggehaald.
2. Een proces-verbaal met nummer PL1100-2017118429-8 van 12 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 24-25].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op vrijdag 9 juni 2017 omstreeks 17.00 was ik aanwezig op het adres [adres 3] alwaar ik, en [verbalisant 2] , twee honden in beslag hebben genomen. In de slaapkamer van de woning stond een terrarium met daarin drie reptielen.
De slaapkamer was voorzien van een raam. Ik zag dat het glas van dit raam aan de bovenzijde kapot was, er zat een flink gat in. Ik zag dat er in het terrarium geen water aanwezig was, en dat er in het voerbakje diverse beschimmelde insecten lagen. Ik zag dat de drie dieren doodstil zaten waardoor ik in eerste instantie dacht dat ze niet meer in leven waren. Ik zag dat er in het terrarium twee lampen hingen vermoedelijk om de dieren van enige warmte te voorzien. Ik zag dat deze lampen niet brandend waren.
Met mij was [naam 2] van de dierenambulance West-Friesland. Ik hoorde haar zeggen dat de dieren van het soort baardagame waren en dat zij wel enig verstand had van deze dieren. Ik zag dat zij het terrarium opende en voelde aan de dieren. Ik hoorde haar zeggen dat de dieren erg koud aanvoelden, er weinig leven inzat, en dat ze er qua kleur niet gezond uitzagen. Ze verklaarde mij dat deze dieren geen felle kleuren hebben, maar dat deze exemplaren erg grauw en dof van kleur waren en er niet gezond uitzagen.
Ik sprak de inmiddels ter plaatse gekomen [naam 1] . Hij verklaarde mij dat hij niet wist wat deze dieren moesten eten en dat hij geen opdracht had gehad om er voor te zorgen.
In de huisdierbijsluiter over Baardagamen van het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren staat te lezen welke specifieke eisen er gesteld worden aan de basisverzorging van baardagamen.
Ik las daarin onder andere de volgende punten met betrekking tot het houden van baardagamen:
- Baardagamen zijn van nature solitaire (alleenlevende) dieren
- Voor één baardagame heeft u een terrarium nodig van minimaal 100 x 50 x 50 centimeter, maar liefst groter.
- De temperatuur in het terrarium moet overdag 32 tot 35 graden Celsius zijn in het warme gedeelte, en ongeveer 25 graden in het koelere gedeelte. Onder de spots moet het warmer zijn en mag de temperatuur oplopen tot 45 graden, 's Nachts moet de temperatuur ongeveer 20 graden zijn, kamertemperatuur is in de meeste gevallen voldoende.
- Baardagamen krijgen hun vocht voornamelijk binnen via de voeding. Een kleine ondiepe waterbak, waar het dier eventueel een bad in kan nemen is afdoende.
- Baardagamen zijn omnivoor: ze eten zowel dierlijk als plantaardig voedsel.
- Volwassen baardagamen kunt u meerdere keren per week voeren.
- Ververs het water in de waterbak dagelijks.
Ik kan uit bovenstaande informatie opmaken dat het terrarium, en het houden van de baardagamen op het adres [adres 3] niet aan bovenstaande punten voldeed.
Dit bleek mij uit het volgende:
- beschimmeld voer
- geen water, en dus niet dagelijks vers
- kleine waterbak, niet geschikt voor het nemen van een bad
- ondertemperatuur in het terrarium omdat de warmtelamp niet aan stond en wegens de kapotte ruit in de ruimte waar het terrarium zich bevond
- drie baardagamen in een terrarium wat naar mijn eigen inschatting niet groter was dan 70x30 cm.
3. Een proces-verbaal met nummer PL1100-2017118429-6 van 10 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 31-34].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik heb op 10 juni 2017 gebeld en gevraagd of ik sprak met [naam 1] en hoorde dat er hierop bevestigend werd geantwoord. [naam 1] verklaarde mij dat hij [verdachte] aan de telefoon had gehad en dat [verdachte] tegen hem gezegd had dat de Baardagamen niet zo vaak per week hoefden te eten.
Ik heb [naam 1] gevraagd of hij verstand had van de verzorging van Baardagamen. Hij antwoordde hierop dat hij geen verstand had van deze dieren. Ik vroeg [naam 1] of hij al naar de dierenwinkel was geweest om voedsel voor de Baardagamen aan te schaffen. Hij antwoordde dat hij dit nog niet had gedaan omdat hij ook niet zoveel geld had, het zijn dieren niet waren en het hem niet expliciet door [verdachte] was verzocht.
Ik heb op 10 juni 2017 gebeld met [verdachte] . Ik heb hem gezegd dat hij verdacht werd van het onthouden van de nodige verzorging van zijn Baardagamen.
Hij verklaarde: ik vind het allemaal nogal vergezocht. Ze hebben bijna geen verzorging nodig.
Ik verbalisant heb hierop aan [verdachte] gevraagd wanneer hij weer in zijn woning te [woonplaats] zou zijn. Hij verklaarde hierop "binnenkort". Ik heb hem hierop gevraagd wat hij qua dagen met deze uitdrukking bedoelde. Hij verklaarde hierop dat hij dat niet precies wist.
4. Een proces-verbaal met nummer PL1100-2017118429-13 van 18 juni 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s 36-38].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op donderdag 15 juni 2017 waren wij ter plaatse op [adres 3]. Wij hebben meerdere malen aangebeld en geklopt op de ramen, maar er werd niet opengedaan.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb vervolgens een telefoonnummer gebeld en er nam een persoon de telefoon op die zich in het gesprek voorstelde als zijnde [verdachte] . Ik heb hem de reden van onze komst medegedeeld en dat wij op toezicht de woning wilden betreden om te controleren of het welzijn van de drie baardagamen en de vier zoetwatervissen niet geschaad zou worden en of deze wel de nodige zorg zouden krijgen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij niet voornemens was om naar zijn woning te komen om voor ons de deur te openen. Ik heb hem gevraagd waar hij op dat moment was, maar dit wilde hij niet zeggen.
Vervolgens hebben wij bij het naastliggende perceel, nummer [nummer 2] , aangebeld. Wij hebben de bewoner gevraagd of hij de laatste dagen iemand in de woning van perceel [nummer 1] heeft gezien. Wij hoorden hem zeggen dat hij daar sinds Pinksteren bijna niemand heeft gezien en al zeker de laatste dagen niet.
Wij hebben de woning betreden. In de slaapkamer troffen wij een terrarium met daarin drie baardagamen aan. Wij zagen dat de warmtelamp en verlichting van het terrarium niet aan stonden. Wij zagen dat in het terrarium een bakje water stond met de afmeting van ongeveer 20 cm groot. Wij zagen dat het water niet vers was, wij zagen namelijk dat dit water troebel was. Wij zagen in het terrarium een voerbakje staan met daarin mais. Wij zagen dat deze mais uitgedroogd waren en aan elkaar zaten geplakt tot een grote klomp. Wij zagen dat de mais grotendeels bedekt was met schimmel. Wij zagen dat in het terrarium ook een paar blaadjes sla lagen. Wij zagen dat deze blaadjes sla verdord c.q. uitgedroogd waren. Gezien de schimmel op de mais en de uitgedroogde blaadjes sla, hadden wij het vermoeden dat de baardagamen niet recentelijk vers voer en of water hebben gehad.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken, nu hij voor de verzorging van zijn huisdieren mensen had ingeschakeld en erop mocht vertrouwen dat die de verzorging van de honden en de baardagamen op zich zouden nemen. Daarnaast moeten de honden aan de verdachte worden teruggegeven, nu hij aan de honden verknocht is, aldus de raadsman.
De verdachte heeft zijn stelling, dat hij de verzorging op zorgvuldige wijze heeft overgedragen aan andere personen, niet aannemelijk gemaakt. Uit het dossier blijkt evenmin dat een zorgvuldige overdracht van zorg voor de dieren heeft plaatsgevonden. Zo heeft bijvoorbeeld [verbalisant 1] verklaard dat hij daartoe geen opdracht had ontvangen en geen verstand had van baardagamen. Wat daarvan overigens verder ook zij, de verdachte was als houder van deze dieren te allen tijde verantwoordelijk voor de gezondheid en het welzijn van deze dieren. In artikel 2.2, achtste lid, van de Wet Dieren wordt benadrukt dat het houden van dieren niet vrijblijvend is en dat wie dieren houdt de verantwoordelijkheid daarvoor draagt. Op grond van deze bepaling kan ook worden opgetreden tegen het zonder verzorging achterlaten van huisdieren (ECLI:NLPHR:2017:439). Nu de dieren in verwaarloosde toestand zijn aangetroffen, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige verzorging aan zijn honden en baardagamen.
Inbeslaggenomen voorwerpen (dieren)
Het hof zal de verbeurdverklaring van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven honden en baardagamen, volgens opgave van de verdachte aan hem toebehorend, bevestigen. De bewezenverklaarde feiten zijn met betrekking tot deze dieren begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Overigens is ook niet gebleken dat de verdachte momenteel wel in staat is om de nodige verzorging aan de dieren te bieden, nu geheel onduidelijk is gebleven waar de verdachte momenteel verblijft en in welke omstandigheden de dieren terecht zouden komen indien zij wel aan hem zouden worden teruggegeven.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat betreft de beslissing tot vrijspraak van het impliciet cumulatief ten laste gelegde onthouden van de nodige verzorging aan vissen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.L. Bruinsma en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2020.