ECLI:NL:GHAMS:2020:1650

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
23-004586-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt met 173 hennepplanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk telen van hennep. De tenlastelegging betrof het telen van 176 hennepplanten in een woning in Waarland op 9 december 2016. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 15 mei 2020 en de eerdere zitting in eerste aanleg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door 173 hennepplanten te telen. De verdachte werd eerder veroordeeld voor andere strafbare feiten, maar dit werd niet tegen hem gewogen in deze zaak. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 120 uur opgelegd, waarvan 60 uur voorwaardelijk. De advocaat-generaal had een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur geëist. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur rechtvaardigden. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de verdachte dezelfde straf op.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004586-18
datum uitspraak: 29 mei 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-185542-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Waarland, gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 176 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 9 december 2016 te Waarland, gemeente Schagen met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning aan [adres 2] een hoeveelheid van (in totaal) 176 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 9 december 2016 te Waarland, gemeente Schagen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 9 december 2016 te Waarland, gemeente Schagen opzettelijk heeft geteeld, in een woning aan [adres 2], 173 hennepplanten.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. De verklaring van de
verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2020.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb de hennepkwekerij opgezet in mijn woning.
2. Het hof neemt over de bewijsmiddelen die zijn vermeld in de aantekening van het mondeling vonnis waarvan beroep onder de nummers I en V.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte hoopt op een lagere straf dan door de politierechter is opgelegd vanwege het tijdsverloop.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij aanwezig gehad. Gelet op het aantal daarin aanwezige hennepplanten (173 stuks) en de verklaring van de verdachte, was de geplande oogst bestemd voor de handel. Het aanwezig hebben van hennep op deze schaal is verboden vanwege de schadelijke gevolgen daarvan. De consumptie van hennep is nadelig voor de (volks)gezondheid, terwijl de handel in hennep gepaard pleegt te gaan met andere vormen van strafbaar handelen. Een dergelijke kwekerij te midden van woonhuizen veroorzaakt bovendien (stank)overlast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 april 2020 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit niet ten nadele van de verdachte mee, nu het gaat om andersoortige strafbare feiten.
Gelet op de ernst van het feit en gelet op in soortgelijke gevallen opgelegde straffen, is de door de advocaat-generaal geëiste straf op zijn plaats en bestaat geen aanleiding om een deel hiervan in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het door de raadsman benoemde tijdsverloop sinds het plegen van het feit is niet zodanig, dat dit noopt tot oplegging van een lagere straf.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.L. Bruinsma en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 mei 2020.
=========================================================================
[…]