ECLI:NL:GHAMS:2020:1620

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
23-000883-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2019. De verdachte, geboren in 2003, was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een tas en schoenen van slachtoffers, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. De verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers gedwongen mee te lopen naar een kelderbox, waar zij werden mishandeld en van hun spullen beroofd. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enige inconsistenties. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte een leidende rol had in de gepleegde feiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot jeugddetentie en een werkstraf. In hoger beroep heeft het hof de straffen heroverwogen, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en toezicht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000883-19
Datum uitspraak: 12 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741195-18 en 23-000856-18, 23-002058-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 augustus 2019 en 27 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen - een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of - een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend - bij en/of om voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn gaan lopen en/of staan en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben ingesloten en/of omsingeld en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en/of lichaam en/of polsen en/of voornoemde [slachtoffer 2] bij diens kleding en/of lichaam en/of nek en/of arm heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of - tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat als hij iets verkeerd zou doen, hij geslagen zou worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft/hebben geuit en/of - de/een hand(en) voor de ogen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen naar en/of in een box en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een box heeft/hebben ingeduwd en/of ingetrokken en/of ingetrapt en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij op een bank moest(en) gaan zitten en/of - (vervolgens) het licht in voornoemde box eenmaal of meermalen heeft/hebben uitgedaan en/of - de deur van de voornoemde box heeft/hebben dichtgedaan en/of op slot gedaan en/of gesloten gehouden en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - een of meer mes(sen), in elk geval (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of - met een brandende aansteker het lemmet van een mes heeft/hebben verwarmd en/of - tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij zou(den) worden gestoken en/of dat er iemand gestoken zou gaan worden en/of wie er het eerste gestoken wilde worden, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking heeft/hebben geuit en/of - met voornoemde (verwarmde/hete) mes eenmaal of meermalen heeft/hebben gestoken en/of gesneden in de richting van en/of tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - (met kracht) de schoenen van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben uitgetrokken en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) aan voornoemde tas (welke door die [slachtoffer 1] werd vastgehouden) heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of - (met kracht) voornoemde tas (met inhoud) uit de hand(en) en/of van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of - tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij niets mocht(en) zeggen en anders zou(den) worden gestoken en/of geslagen, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft/hebben geuit;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte en/of (een of meer) van zijn mededader(s) - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gevraagd met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en/of lichaam en/of polsen en/of voornoemde [slachtoffer 2] bij diens kleding en/of lichaam en/of nek en/of arm vastgepakt en/of vastgehouden en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gedwongen met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen naar en/of in een box en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een box ingeduwd en/of ingetrokken en/of ingetrapt en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat hij/zij op een bank moest(en) gaan zitten en/of - de deur van de voornoemde box dichtgedaan en/of op slot gedaan en/of gesloten gehouden, in elk geval voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op voormelde wijze heeft/hebben belet te gaan en/of te staan waar hij/zij wilde(n);
3.
hij op of omstreeks 23 juni 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (merk Volkswagen), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die auto heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een autosleutel waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet de rechthebbende(n) was/waren;
4.
primairhij op of omstreeks 03 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Pieter van der Doesstraat en/of de Krommertstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit - het roepen van beledigende en/of bedreigende teksten tegen voornoemde [slachtoffer 4], waaronder "Vuile hoer, ik neuk je, I put my penis in you, I'm gonna fuck your mother, I'm gonna fuck you", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - het toelopen op/naar en/of achtervolgen van voornoemde [slachtoffer 4] en/of - het eenmaal of meermalen grijpen naar de telefoon van voornoemde [slachtoffer 4] (welke telefoon door voornoemde [slachtoffer 4] werd vastgehouden) en/of - het eenmaal of meermalen slaan tegen een hand van voornoemde [slachtoffer 4] en/of - het gooien van een tak, althans een voorwerp, tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer 4] en/of - het schoppen en/of trappen tegen een/de (voor)deur van de woning van voornoemde [slachtoffer 4], waarachter voornoemde [slachtoffer 4] was gevlucht;
subsidiairhij op of omstreeks 03 april 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met kracht) slaan en/of stompen op/tegen een hand van voornoemde [slachtoffer 4].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Feit 1
Diefstal met geweld in vereniging, partiële vrijspraak ten aanzien van het mes
Het hof is met de raadsman van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is van het aanwezig hebben en hanteren van een mes door de verdachte dan wel door een van zijn medeverdachten, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd ten aanzien van het gebruiken van geweld door middel van een mes. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Feit 3
Autodiefstal in vereniging door middel van een valse sleutel
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
een autodiefstal, al dan niet in vereniging,zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder feit 3 ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Feit 4 primair
Openlijk geweld tegen personen
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de door de verdachte gepleegde geweldshandelingen niet
openlijk geweld tegen personenopleveren, nu het trappen tegen de deur van een woning tezamen met anderen, openlijk geweld tegen goederen oplevert, en dat is niet ten laste gelegd. De overige geweldshandeling – het slaan tegen de hand van het slachtoffer, is enkel door de verdachte begaan. Derhalve is er geen sprake van openlijk geweld
in vereniging, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder feit 4 primair ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een paar schoenen toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders opzettelijk gewelddadig en dreigend
- bij en om voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gaan lopen en staan en voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ingesloten en omsingeld en
- voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en polsen, en voornoemde [slachtoffer 2] bij diens nek en arm hebben vastgepakt en vastgehouden en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] hebben gezegd dat als hij iets verkeerd zou doen, hij geslagen zou worden, en
- handen voor de ogen van voornoemde [slachtoffer 1] hebben gehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen met hem, verdachte, en zijn mededaders mee te lopen naar een box en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een box hebben ingeduwd of ingetrokken en
- het licht in voornoemde box hebben uitgedaan en
- de deur van de voornoemde box hebben dichtgedaan en op slot gedaan en gesloten gehouden en
- meermalen hebben geschopt en getrapt en gestompt en geslagen tegen het gezicht en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- de schoenen van voornoemde [slachtoffer 2] hebben uitgetrokken en
- aan voornoemde tas hebben getrokken en
- voornoemde tas met inhoud van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] hebben getrokken.
2.
hij op 16 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en polsen, en voornoemde [slachtoffer 2] bij diens nek en arm vastgepakt en vastgehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen met hem, verdachte en zijn mededaders mee te lopen naar en in een box en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een box ingeduwd of ingetrokken en
- de deur van de voornoemde box dichtgedaan en op slot gedaan en gesloten gehouden.
4.
subsidiairhij op 3 april 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door te slaan tegen een hand van voornoemde [slachtoffer 4].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking van een verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van feit 1 bepleit dat de situatie in de kelderbox is geëscaleerd, maar dat er geen aanwijzingen in het dossier zijn te vinden dat sprake is geweest van een vooropgezet gezamenlijk plan om de aangevers in de kelderbox te beroven van hun spullen en daarbij geweld te gebruiken. De verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) wisselen op dat punt en komen ook niet overeen met betrekking tot de handelingen die door de verdachte zouden zijn verricht.
Nu er teveel twijfel is omtrent de hele gang van zaken en de rol van de verdachte hierin, dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Anders dan de raadsman acht het hof de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die zij bij de politie op 20 juni 2018 en 6 september 2018, respectievelijk op 21 juni 2018 en 6 september 2018 en vervolgens bij de raadsheer-commissaris op 25 november 2019 en 5 februari 2020 hebben afgelegd, betrouwbaar, nu zij op essentiële onderdelen consistent en duidelijk hebben verklaard. Dat ze zich niet alles meer kunnen herinneren en dat ze op ondergeschikte onderdelen niet exact hetzelfde hebben verklaard, maakt hun verklaringen niet ongeloofwaardig. Hierbij wordt ook in ogenschouw genomen dat de politieverhoren ruim anderhalf jaar vóór de verhoren door de raadsheer-commissaris hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door zijn letselverklaring en komt de verklaring van de mededader [medeverdachte], die hij bij de raadsheer-commissaris op 5 februari 2020 heeft afgelegd, op essentiële onderdelen overeen met de verklaringen van [slachtoffer 2]. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd vindt het hof geen aanleiding (delen van) de verklaringen uit te sluiten van het bewijs. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben de verdachte herkend als een van de hoofdrolspelers van hetgeen zich heeft afgespeeld in de kelderbox. Zij hebben verklaard dat hij een van de jongens was die hen gedwongen heeft mee te lopen naar de kelderbox waar zij enige tijd zijn vastgehouden en met geweld van hun spullen zijn beroofd. Ook zelf verklaarde de verdachte ter zitting in hoger beroep dat hij in de kelderbox aanwezig is geweest. De verdachte en zijn medeverdachten hebben volgens de aangevers op verschillende momenten geweld tegen hen gebruikt. De aangevers dichten de verdachte een leidende rol toe. Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, waarbij de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarmee is hij ook verantwoordelijk voor het handelen van de medeverdachten. Het hof acht feit 1 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden school/stage volgens rooster, meewerken aan behandeling en begeleiding door Lijn5 en door IFA/Spirit of een soortgelijke instelling, contactverbod met een tiental personen, en een avondklok met elektronische controle, met toezicht en begeleiding door JBRA. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 65 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden school/stage volgens rooster, meewerken aan behandeling zoals voorgesteld door Lijn5 of een soortgelijke instelling, met toezicht en begeleiding door JBRA, en daarnaast een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen jeugddetentie waarvan 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de strafmaat bepleit dat het niet wenselijk is als de verdachte opnieuw gedetineerd zal raken. Er is sprake van een positieve ontwikkeling en deze zal daardoor worden doorkruist. Met betrekking tot het lopende contactverbod met een groot aantal personen merkt de raadsman op dat dit de verdachte zwaar valt en dit verbod bovendien al twaalf maanden loopt. Hij opteert dan ook om dit verbod niet te handhaven bij de oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals dat onder de feiten 1 en 2 is bewezen verklaard. Dit zijn zeer ernstige feiten. De zeer jonge slachtoffers werden vastgepakt, gedwongen mee te lopen naar een kelderbox, zijn daar naar binnen geduwd en binnen gehouden terwijl zij in het donker werden mishandeld en van hun spullen beroofd. Dat moet op hen een enorme indruk hebben gemaakt en zij moeten zich heel angstig hebben gevoeld. Dat de slachtoffers ook na het bewezen verklaarde nog heel bang waren, blijkt uit de verklaringen van hun familieleden. De verdachte en zijn mededaders hebben er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke vrijheid, de eigendommen en de lichamelijke integriteit van andere mensen. Ook uit de onder 4 bewezen verklaarde mishandeling, en de omstandigheden waaronder die is gepleegd, blijkt van onvoldoende respect voor de lichamelijke integriteit van anderen. Dat is heel zorgelijk, zeker bij een zo jonge jongen als verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte bij de feiten 1 en 2 een leidende rol heeft gehad. Hij was destijds pas 14 jaar oud.
Het hof houdt ten nadele van de verdachte rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 februari 2020, waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof, in aanvulling op de stukken die reeds in eerste aanleg in het dossier waren opgenomen, kennis genomen van het de verdachte betreffende rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 25 september 2019, en hetgeen door [naam 1] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en door [naam 2] namens de Raad, op de terechtzitting van 27 februari naar voren is gebracht.
Deskundige [naam 1], gezinsmanager, heeft naar voren gebracht dat de verdachte over het algemeen wel op afspraken verschijnt. Maar als hij het nut ergens niet van inziet, dan verzuimt hij. Er vindt een keer per zes weken een Uitvoeringsoverleg plaats met alle betrokkenen, en daarnaast een op een gesprekken met de verdachte en thuisbezoeken. Vanuit de Top600 is een persoonlijke leerplichtambtenaar aangesteld en deze voert ook gesprekken met hem. Een van de speerpunten is nu het regelen van een stageplek.
De verdachte heeft het volledige IFA-traject afgerond. Dat ging erg goed. Er was sprake van een goede klik met zijn begeleider. Ook het traject bij Lijn5 en de afronding van de leerstraf TACT zijn goed verlopen. Wat betreft zijn zichtbaarheid bij de politie heeft hij eveneens grote stappen gemaakt. Er is sprake van veel minder, en ook minder heftige, mutaties. Er loopt nog een contactverbod en na een waarschuwing heeft hij dit verbod ook niet meer overtreden. De enkelband en avondklok zijn er inmiddels af en dat is goed gegaan. Hij wil wel echt zijn best doen. Het feit dat hij nu ter terechtzitting openheid van zaken geeft, draagt daar aan bij. De afronding van zijn taakstraf bij Resocialisatie & Begeleiding (R&B) loopt helaas wat minder voorspoedig. Er volgt binnenkort een waarschuwingsgesprek.
Thuis is de verdachte rustiger geworden. Ondanks alle positieve ontwikkelingen heeft hij nog wel hulp nodig op verschillende leefgebieden en daarom is het wenselijk als het ‘meewerken aan de geboden hulpverlening’ als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
Deskundige [naam 2] heeft naar voren gebracht dat het fijn is dat er al zulke goede stappen zijn gezet door de verdachte. De Raad adviseert nu om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, met als bijzondere voorwaarden school en/of stage volgens het rooster en meewerken aan begeleiding zoals voorgesteld door Lijn5. Met betrekking tot het lopende contactverbod merkt mevrouw [naam 2] op dat ze het lastig vindt om hieromtrent te adviseren. Het gaat wel veel beter met de verdachte sinds een jaar en zo lang loopt ook het contactverbod. Dat is een lange periode, maar het zou zonde zijn als de winst die hij in dat jaar heeft geboekt, verloren gaat als hij zich weer inlaat met de zogenoemde ‘[groep]’, dus adviseert zij uiteindelijk wel tot handhaving van het contactverbod voor nog eens zes maanden. Het advies van de Raad luidt voorts om geen werkstraf op te leggen naast de deels voorwaardelijke jeugddetentie, vanwege het risico op overvraging van de verdachte. Wel dient de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie te worden toegewezen.
De moeder van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onderschreven dat het beter gaat thuis met haar zoon, maar dat hij nog wel spijbelt van school. De hulpverlening ervaart zij als prettig en noodzakelijk.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke delicten plegen te worden opgelegd in jeugdzaken. Tegen die achtergrond en toegespitst op deze verdachte zou oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zeker in de rede liggen. Gelet echter op het positieve verloop van de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde bijzondere voorwaarden, die door de verdachte tot nu toe goed zijn nageleefd en met behulp waarvan de verdachte het afgelopen jaar een positieve ontwikkeling schijnt door te maken, ziet het hof aanleiding om daar van af te wijken en een groot deel van de op te leggen jeugddetentie in voorwaardelijke vorm op te leggen, opdat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Dit strafdeel kan er tevens toe dienen de verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst verre moet houden van het plegen van strafbare feiten.
Het hof is op grond van voorgaande van oordeel dat er overeenstemming bestaat tussen de deskundigen en partijen dat, ondanks de positieve ontwikkelingen, hulp voor de verdachte noodzakelijk is. Het hof acht het van groot belang dat de begeleiding die de verdachte reeds krijgt, de komende tijd wordt voortgezet om zijn leven op orde te krijgen. Daarom zal het hof bij dit voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden stellen conform het advies van de Raad en gevorderd door de advocaat-generaal. Voor nog langere handhaving van het contactverbod, zoals eveneens geadviseerd door de Raad, ziet het hof echter onvoldoende grond.
Het hof zal eveneens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De onder 1 en 2 bewezen verklaarde misdrijven zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het feit dat de verdachte meerdere ernstige, gewelddadige feiten heeft gepleegd op zeer jonge leeftijd, en hij op meerdere leefgebieden nog hulp en begeleiding nodig heeft, moet er ook nu nog ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan, zodat het essentieel is dat de bijzondere voorwaarden zonder onderbreking blijven doorlopen.
Daarnaast zal het hof een werkstraf opleggen. Deze straf is aanzienlijk lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof in het kader van het risico op overvraging van de verdachte, een forsere voorwaardelijke jeugddetentie oplegt en minder feiten bewezen heeft verklaard. Het hof is van oordeel dat op deze wijze strafdoelen als generale preventie en normbevestiging enerzijds en het straf-doel van speciale preventie anderzijds op verantwoorde wijze in evenwicht worden gebracht. Het hof acht het overigens wenselijk dat deze werkstraf, in het kader van de al lopende werkstraf bij R&B, daaraan zal worden toegevoegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 282, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft de voornoemde vordering tenuitvoerlegging toegewezen.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft de toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke werkstraf.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2018 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft de voornoemde vordering tenuitvoerlegging afgewezen, nu is gebleken dat de verdachte zich vóór het aanvangen van de proeftijd behorende bij het voornoemde arrest aan de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten heeft schuldig gemaakt. Van een overtreding van de algemene voorwaarden die horen bij de voorwaardelijk opgelegde straf is dan ook geen sprake.
Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft de afwijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2018 opgelegde voorwaardelijke werkstraf.
Het hof zal om dezelfde reden als de rechtbank de voornoemde vordering tenuitvoerlegging afwijzen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
3 (drie) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende een door Jeugdbescherming Regio Amsterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door Jeugdbescherming Regio Amsterdam te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang als deze instelling dat noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde naar school en/of stage gaat volgens het rooster.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde meewerkt aan een behandeling zoals voorgesteld door Lijn 5, dan wel een soortgelijke instelling.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2018, parketnummer 23-002058-17, te weten van: een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagenjeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 14 september 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2018, parketnummer 23-000856-18, voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.M. Kengen en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 maart 2020.
Mr. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]